Weer op weg
Na vijf maanden in Nederland gaan we verder met onze reis in Australië. De reis naar Melbourne verloopt voorspoedig. De enige onaangename verrassing is dat Dappere Dodo niet wil starten, hoewel we de accu’s hadden losgekoppeld. Ook de volgende dag start hij nauwelijks op, ondanks de 40 kilometer die we gereden hebben. Dat betekent nieuwe accu’s. Als eerste moet Dappere Dodo een onderhoudsbeurt krijgen en moet een lekkage in de versnellingsbak verholpen worden. We vertrekken naar de garage voordat de camping open gaat, maar hoewel ons gezegd is dat de slagboom automatisch opent doet hij dat niet. Nadat we met veel misbaar iemand van de receptie bereikt hebben blijken we voor de verkeerde slagboom staan: aan de rechter- in plaats van aan de linkerkant. Het linkse verkeer van Australië moet toch nog even wennen. Toen we de afspraak met de garage maakten was niet duidelijk of de hele reparatie binnen een dag mogelijk was. Helaas, de hele versnellingsbak moet uit elkaar; de totale klus wordt twee dagen Het betekent dat we een weekend lang in Melton zitten, een plaats waar diverse inwoners zelfs na lang aandringen geen enkele bezienswaardigheid weten te noemen, alleen het winkelcentrum. Het is zo’n HEMA-C&A-Etos winkelcentrum waar we snel uitgekeken zijn. Na het weekend blijkt dat ook de koppeling vervangen moet worden zijn we nog een dag onder de pannen. We worden die dag gebeld dat de geleverde koppelingsplaten verkeerd zijn. Ze vinden gelukkig nog de goede en op een gegeven moment zijn vijf mannen met onze auto bezig; zo zien we het graag (bij een vaste prijs althans).
Nu kunnen we eindelijk kilometers maken. Het stuk tussen Melbourne en Adelaide hebben we al bekeken voor we naar Nederland terugkeerden, dus we stomen in een keer op richting Perth. We beginnen een voorraad aan te leggen voor als we straks de Nullarbor in gaan, een gebied waar we dagenlang geen fatsoenlijke winkel tegen zullen komen. We staan twee nachten in Mount Remarkable National Park met prachtige eucalyptusbomen. Een minnetje is dat er door een steentje in het brood een stuk van een kies van Jan afbreekt, maar directe actie is niet nodig.
We vullen onze boodschappen aan in Port Augusta. Het heeft een outback sfeer en doet denken aan Alice Springs: rommelig en met rondhangende Aboriginals. We eindigen in Poochera, een plaatsje met enorme graansilo’s in the middle of nowhere.
De Nullarbor
Nadat we Murphy’s Haystacks, een verzameling grillig gevormde en mooi gekleurde stukken rots die als hooibergen in het land staan hebben bekeken en onze laatste verse groente gekocht hebben gaan we de Nullarbor in. We komen het iconische bord “laatste winkel voor 1000 kilometer” tegen en zien verderop het bord “oostelijke grens van het gebied zonder bomen” waarna we inderdaad nauwelijks bomen meer zien, alleen nog een soort fijnbosch. De overstekende kamelen waarvoor gewaarschuwd wordt zien we niet. Een belangrijke bezienswaardigheden is Head of Bight waar tussen juni en oktober vlak langs de kust walvissen te zien zijn. We zien inderdaad volop moeders met jongen. Ook landschappelijk is het prachtig met hoge duinen aan de ene kant en steile kliffen aan de andere. We wildkamperen een eindje van de grote weg af. We horen van verschillende kanten dat de quarantaineregels in Western Australia strenger zijn dan we gedacht hadden. Margriet slaat nog uitgebreid aan het koken om te zorgen dat we de ingeslagen groente toch mee kunnen nemen.
De volgende ochtend geeft de navigatie aan “over 705 km linksaf”. Op zo’n moment ben je toch blij dat je het niet met een traditionele landkaart uit moet zoeken. We rijden naar de grens met West-Australië en moeten door de quarantaineïnspectie. Onze wortels mogen we houden, maar een halve komkommer, een halve citroen en een verse krop sla zijn de klos. Als we verder gereden zijn vinden we nog een halve kool die we weg hadden willen gooien, dat valt dus weer mee. We komen langs de grootste golfbaan ter wereld: bij ieder roadhouse is een hole. We rijden ook over de langste rechte weg van Australië, bijna 150 kilometer; nu maar hopen dat het stuur het nog doet als we aan het einde zijn. De laatste ochtend in de Nullarbor begint wat rommelig omdat het lijkt alsof het gas op is. Daarom moet koffie- en theewater gemaakt worden met de biolight, een slim, klein houtkacheltje.
De uiteindelijke indruk van de Nullarbor is heel anders dan van de Outback: geen dorpjes die complete ecosystemen zijn, aangepast aan de omstandigheden met tankstations met een stoffige pomp, maar een asfaltweg met roadhouses met tankstations en bars en hotels die er precies zo uitzien als overal in de wereld.
Zuidwest Australië
In Fitzgerald River National Park zien we overal prachtige bloemen en maken een wandeling langs de baai. Er liggen veel dode vissen. De zee is fantastisch: we hebben zelden zulk blauw water gezien. Het begint steeds harder te waaien en als we terug gaan worden bijna gezandstraald. Op de camping draaien we de auto twee keer bij, om minder last van de wind te hebben. De helling van 25% direct na de camping neemt dappere Dodo uiteraard zonder enig probleem. Het weer veranderd ontzettend snel: het ene moment een bijna strak blauwe lucht en op andere momenten grijs en regen. De felgroene velden verbazen ons daarom niets. Ook rijden we voortdurend langs felgele koolzaadvelden.
De orchideeënrondrit in de Stirling Range voert langs ontelbare orchideeën en die op de meest onmogelijk plekken staan. Er zijn ongeveer 1500 verschillende soorten. Een ochtend met een gids helpt je wel anders naar bloemen en planten te kijken. ‘s avonds zitten we gezellig bij het kampvuur, voor het eerst sinds in Australië zijn. De volgende dag maken we een wandeling met twee ervaren vogelaars. Het is verbazingwekkend hoe ze kans zien om van een zwart voorbij vliegend vlekje te bepalen wat voor vogel het is.
De Tree Top Walk voert langs gigantische tingle bomen die wel 500 jaar oud en 70 meter hoog kunnen worden. Iedere keer als ze aangetast zijn komt een knoest of een nieuwe tak; bovendien holt na een brand vaak het binnenste uit zodat ze bijzonder karakteristieke vormen krijgen. De Gloucester Tree, een soort wenteltrap van pennen geslagen in een hoge boom naar een uitkijkplatform laten we maar zitten. We bereiken we de Indische Oceaan met lekker lenteweer: er zwemmen zelfs mensen in zee. Ook de volgende dag is het prachtig weer: ontbijten in de zon, shirts, hoeden en zonnebrandcrème.
Het Wardan Aboriginal centrum in Yallungup is een wat vreemd gebeuren: er is een op zich interessante tentoonstelling waar we kort worden rondgeleid door een vrouw die min of meer van de hak op de tak en in slecht verstaanbaar Engels stukken interessante historie uitleg over de noord- en zuidpool die iedere 8000 jaar van plaats wisselen, de Aboriginals die van de zuidpool komen en de allereerste mensen zouden zijn waar de Afrikanen vanaf stammen, walvissen die op het land geleefd hebben en nog meer. Plotseling is ze verdwenen. Er staan ook extra excursiemogelijkheden: buiten met een prijs van AUD 25 per stuk, binnen voor 10. We zien er maar vanaf.