Orang-utans (B1907)

Lombok

Over een smalle, kronkelige, steile weg met prachtige uitzichten over de bergen en de rijstvelden steken we Lombok door naar het zuiden. Overal zien we schoolkinderen in uniform, nu allemaal islamitisch. Zelfs de jongste meisjes hebben al een lange hoofddoek om. En overal worden grote, nieuwe moskeeën gebouwd, vaak met felgekleurde patronen die aan de Efteling doen denken. We hebben al ervaren dat niet bezuinigd wordt op de luidsprekers, soms wel acht op een enkele minaret. En om de investering er sneller uit te halen worden ze niet alleen gebruikt voor de oproep tot het gebed, maar ook voor het gebed zelf en de afsluiting. Het is ook duidelijk dat er geen budget meer was voor stemvorming van de imams.

We proberen te overnachten bij de enige homestay in een dorpje aan de kust, maar we kunnen net de draai in het smalle straatje niet maken met Dappere Dodo. Als we al helemaal terug willen rijden nar de hoofdweg vinden we het resort van Max en Noy. Het is nog niet geopend, maar waar we wel kunnen overnachten in Dappere Dodo.  Onderweg naar de westkust van Lombok bekijken we nog twee hindoetempels en overnachten op een openbaar recreatieterrein aan de kust.

Bali

Eten in Ubud: iedere keer een feest

Hoe dichter we bij Java komen des te georganiseerder worden de ferry’s. Om kwart voor negen zijn we bij de ferry naar Bali, die ieder uur vaart en om tien uur zijn we onderweg. Maar helaas, bij aankomst moeten we een uur wachten omdat een kapotte ferry een pier bezet houdt. In een gigantische tropische regenbui rijden we een kilometer of veertig langs een smalle, steile, kronkelige weg naar een plaats die in iOverlander staat, maar waar we niet passen. Tenslotte vinden net voor donker een plek bij een ander hotel. Het zwembad en diner met uitzicht op zee maken veel goed. Er is een mooie snorkelplek vijf kilometer verderop. We besluiten om er een dag te blijven om te snorkelen en te luieren aan het strand. Op de grote parkeerplaats met toilet en douche kunnen we overnachten. Zoals steeds in Indonesië heeft Dappere Dodo weer veel belangstelling. Indonesiërs blijven zich verbazen hoe iemand met een compleet huis rondrijdt.

Overal onderweg staan tempeltjes bij de huizen en ook een paar keer is er een optocht van mensen in traditionele kleding. We bezoeken Pura Besakih, de grootste en bekendste tempel van Bali. Om naar binnen te mogen moet je een sarong om hebben. Nadat we die gekocht hebben leidt een gids ons door het enorme complex. Daarna gaan we naar Pura Kehen, een kleinere maar verfijnde tempel en naar Kertga Gosah, een vroeger paleis. ‘s avonds gaan we naar de markt. Er worden volop de offertjes verkocht die overal voor de deuren staan. Ook is er een straat met kraampjes met allerlei soorten Indonesisch eten. Voor een paar euro eten we prima.

Ubud is het culturele centrum van Bali. Het verschil met ons eerste bezoek, 15 jaar geleden, is enorm. Overal souvenirwinkeltjes en restaurantjes en parkeren is moeilijker dan in Amsterdam. Via iOverlander vinden we een uitstekende plek om te overnachten: we gaan maar eens voor een bungalow met airco en tv in plaats van te kamperen. Het is in het centrum, maar toch net zo ver van de weg af dat het heel landelijk is, met uitzicht op de rijstvelden. Er is niet alleen een mooi gemeenschappelijk zwembad, maar we hebben zelfs een privézwembad (van anderhalf bij drie meter, maar toch…). We bezoeken het koninklijk paleis, een aantal tempels, ARMA, een kunstmuseum met de grote, gevarieerde verzameling van een particuliere familie en maken een wandeling door de rijstvelden. Heel snel als je uit Ubud bent wordt het rustiger, hoewel er zeker op het eerste stuk overal gebouwd wordt. ‘s avonds bezoeken we een traditionele Balinese dansvoorstelling. Iedere maaltijd is een feest.

Java

Naar de Bromo

Via de drukke wegen van zuidwest Bali worstelen we ons naar de ferry naar Java en daarna via drukke wegen naar een overnachtingsplaats. In plaats van de lieftallige hindoeïstische offertjes zijn we weer terug bij de concurrerende moskeeën. Als speciale attractie mogen de meest talentvolle, dat wil zeggen het valst zingende jongetjes ‘s avonds ook blèren door de luidsprekers. Door het hectische en soms tergend langzame verkeer van Java rijden we richting de Bromokrater bij één van de meest actieve vulkanen van Indonesië. Omdat we nog een flinke afstand te gaan hebben over Java en Kalimantan en ook niet weten hoe vlot de laatste ferry zal zijn, maken we wat vaart naar het westen. We moeten rekening gaan houden met de einddatum van ons visum. We vinden een kampeerplek op een terrein vlakbij de krater.

Om vier uur worden we gewekt door een ontzettend lawaai van motoren auto’s en mensen. We blijken op het verzamelpunt voor tripjes naar de krater te kamperen. Omdat we verder slapen kunnen vergeten staan we ook zelf maar op. Wanneer we klaar zijn om te vertrekken naar de krater blijkt dat we weer vaststaan tussen autootjes die nog wachten op klanten. Het is het totale gebrek aan organisatie, maar ook de serieuze hulp om het probleem op te lossen dat zo kenmerkend is voor Indonesië. Een half uur later worden de auto’s net zo lang heen en weer geschoven dat we toch weg kunnen. We hadden al uitgezocht dat we met onze vierwieldrive zelf via een steile helling  de krater in mochten rijden, maar toch proberen mannetjes ons tegen te houden. We zijn nog hard Indonesisch aan het studeren, maar helaas,  opeens begrijpen we zelfs Indonesische gebarentaal niet meer. Beneden aangekomen staan we als koekoeksjong tussen kleine 4WD’s, voornamelijk antieke Toyota’s FJ40 op een grote, volstrekt kale vlakte. Ook hier hebben we weer volop belangstelling van bewonderaars van Dappere Dodo en moeten we voortdurend met kleine Indonesiërs op de foto. De omgeving is prachtig. Toen we beneden kwamen hing er mist en zagen we geen enkele berg, maar langzamerhand komen de toppen tevoorschijn. Boven bij de krater is het helder en zien we de damp omhoog komen.

Na de afdaling van de Bromo vervolgen we de rit via een prachtige, nieuwe tolweg. Het betalen blijft een voortdurende uitdaging. Bij de eerste controle hebben we een chipkaartje gekregen, maar dat is na een rit leeg en we komen er niet achter hoe we het handig kunnen vullen. We zetten daarom regelmatig het hele verkeer vast als de slagboom van de tolpoortjes niet open wil. In plaats van boos te gaan toeteren wachten de Indonesiërs achter ons het allemaal rustig af; ook dat is zo kenmerkend voor het land.

De boot van Java naar Kalimantan kan gereserveerd worden. Er is een app in het Indonesisch om dat te doen, maar het lijkt veiliger om in Soerabaja bij het kantoor van rederij langs te gaan. Het blijkt dat ook daar boeking alleen met de app kan. Met drie medewerkers van het kantoor komen we er uiteindelijk uit (niet onverstandig dus dat we ons er zelf niet aan waagden). Wanneer we de boeking willen plaatsen krijgen we een melding dat de plaatsen niet meer beschikbaar zijn, maar na enig telefoneren wordt dat opgelost. We denken dat we er zijn, maar voor het betalen kunnen we alleen kiezen uit Indonesische banken en op het kantoor wordt geen contant geld of creditcard geaccepteerd. Jan gaat daarom naar de bank om te betalen. Na overleg van al het personeel van de bank en het invullen van formulieren blijkt de bank het niet op te kunnen lossen. Uiteindelijk betaalt Jan contant aan een andere klant van de bank die het geld vervolgens overmaakt naar de rekening van de rederij. Gedurende dit hele proces is de rij van andere klanten van de bank flink gegroeid, maar iedereen accepteert het wachten zonder een kik van ongenoegen.

In Yogyakarta komen we terecht bij een luxe bed and breakfast met een mooi zwembad. Met een glaasje wijn om kerstavond te vieren in de tropennacht op het balkon van onze kamer is het nog niet zo slecht. Midden in de nacht bellen we met de kinderen die bij elkaar zijn voor kerst. ‘s ochtends krijgen we een speciaal Indonesisch ontbijt en gaan daarna Yogyakarta in. We gaan naar de Kreton, het Waterpaleis en in de stromende regen de grote markt. Het vervoer gaat soepel met Grab, de Indonesische variant van Uber. Midden in de nacht is er een familie van zo’n 30 Indonesische toerististen na een hele dag rijden vanuit Jakarta in een grote bus aangekomen in ons hotel. Ze blijven een dag in Yokya en rijden dan weer terug. Ze koken hun eigen maaltijd en we worden uitgenodigd om ervan te proeven. Van wat er overblijft hebben we nog een uitstekend Indonesisch buffet.

Met twee fietsen van onze accommodatie maken we een tochtje in de buurt over weggetjes waar we met Dappere Dodo niet komen. Als we een probleem met een fiets hebben schieten weer direct mensen te hulp. We zien hoe rijst geplant wordt en hoe wajangpoppen, houten schalen en batik worden gemaakt. Het mooie, verfijnde houtsnijwerk van vijftien jaar geleden vinden we niet meer. Voor bijna elk huis hangen vogelkooien, maar in de lucht zien we alleen mussen.  ‘s middags besteed Jan een euro aan de kapper die er voor dat geld meer af knipt dan de Nederlandse kapper voor twintig keer zoveel.

Opnieuw in Yogya vinden we in een tweedehandsboekwinkel op de valreep een reisgids van Maleisië. Toen we uit Nederland weggingen waren we zo gefocusseerd op Australië dat we daar niet aan dachten. Daarna gaan we terug in een brommerriksja voor het buffetdiner en een prachtige dansvoorstelling van een klassiek Indonesisch verhaal.

Prambanan is de grootste hindoetempel van Indonesië. Het is vakantietijd in Indonesië en dat is te merken ook: het lijkt wel de Efteling op tweede Pinksterdag. We worden dan ook weer voortdurend aangesproken door mensen die vragen of ze met ons op de foto mogen. Wat een verschil met vijftien jaar geleden: toen fietsten we hier naartoe en hadden de plek voor onszelf. De grote parkeerplaats laat zien dat de middenklasse zich duidelijk ontwikkeld heeft. Als we iets verder gaan naar de laatste tempel van het complex, is het veel rustiger en hebben we het rijk bijna alleen. In verband met de drukte en omdat het weer gaat regenen zien we af van het plan om naar de Merapi, de grootste vulkaan van Indonesië te gaan.

Na 5 dagen nemen we afscheid van Arie en Willy van homestead Ada Waktu bij Yogya. Het is de langste tijd op één plek van onze hele Australiëreis zonder ergens op te wachten. Via twee oninteressante kunstmarktjes komen we In Mendit, vlakbij de Borubudur. Een overnachtingsplek blijkt nog niet mee te vallen: in verband met de vakanties zit alles helemaal vol en zelfs bij een hotel parkeren lukt niet. We overwegen al uit te wijken naar de parkeerplaats van een moskee met toilet als we met behulp van Indonesiërs die weer erg hun best doen om een oplossing te vinden bij een bedrijf komen dat rafting trips organiseert en een plek heeft. Dat blijkt de tuin van de beheerder te zijn. We hebben dan ook veel belangstelling en er wordt regelmatig iets te eten of te drinken gebracht.

We hoopten door heel vroeg bij de Borubudur te zijn er wat rustiger rond te kunnen lopen, maar dat is een illusie; blijkbaar dacht iedereen er zo over. Gelukkig gaan de meeste Indonesische bezoekers vooral naar boven om een selfie te maken, zodat de lagere, mooiste niveaus relatief rustig zijn. Na een kort bezoek aan een pottenbakkersdorpje rijden we door naar Semarang. We vinden daar een leuke plek en ontmoeten in het hotel Erik, een Belg die al lang in Indonesië woont,  en zijn partner Mia met wie we ‘s avonds gezellig gaan eten in de stad. Ze wijzen ons een pizzeria die op bestelling volkorenbrood bakt; die kans laten we niet schieten. Het oude centrum van Semarang staat nog vol met koloniale gebouwen, sommige als bouwval, andere prima onderhouden. Wanneer we net in het centrum aangekomen zijn verdwijnt plotseling al het autoverkeer van de straat. We denken even dat het is om ons vrij ruimte te geven, maar zien dan dat er een auto met gouden nummerbord nummer 1 geparkeerd staat met veel politie eromheen. Het blijkt dat Joko Widodo, de president van Indonesië, op bezoek is. De oudejaarsavond brengen we door op de hotelkamer. We horen vóór 12 uur wat knallen van vuurwerk en om 12 uur kunnen we vanaf het balkon op verschillende plekken vuurwerkshows zien. We maken het flesje wijn open dat we uit Bali hebben meegenomen om het nieuwe jaar te vieren. Op het Nederlandse nieuws lezen we dat er op oudejaarsdag 37 cm regen gevallen is in Jakarta. Er zijn tientallen doden, duizenden daklozen en een gigantische materiële schade. Het verbaast ons dat we daar in het guesthouse niets van meegekregen hebben, geen TV die aan staat, geen gasten of personeel die er merkbaar over praten.

Kalimantan

Tanjung Puting National Park

Na de gebruikelijke chaos in de haven vertrekken we van Semarang naar Kumai op Kalimantan. De boot heeft een ingang opzij, waardoor alle vrachtauto’s moeizaam binnenin de boot moeten draaien. Ook zit er een scharnierende knik in de oprit. Als er auto’s met weinig bodemvrijheid in moeten, wordt eerst ballast gepompt waardoor de boot een beetje schuin komt en de knik verdwijnt. We willen in Dappere Dodo slapen, maar een upgrade naar comfortabele stoelen lijkt toch wel prettig voor een trip van 26 uur. We verbazen ons dat er maar drie van deze stoelen bezet zijn, hoewel de tweede klas stoelen maar €5,80 meer kosten. Helaas is op het eerste stuk de zee nogal ruw, waardoor we veel korter van onze appeltaart en het versgebakken volkorenbrood genieten dan de bedoeling is. Later wordt het gelukkig kalmer. Op het nieuws zien we nu voortdurend de chaos en reddingsacties in Jakarta. Ondanks de warmte en het lawaai kiest Jan voor zijn eigen lange bed in de auto; Margriet slaapt in de stoel. We slapen beiden redelijk. We zitten nog bijna de hele dag op de boot die 2,5 uur te laat aankomt. We zijn als laatste op de boot gegaan, daarom kunnen we er nu als eerste uit. We hebben gezien bij het inladen dat je makkelijk een uur moet wachten als je achteraan staat. Even lijkt het alsof hier veel meer vogels zijn dan op de andere eilanden, want we horen volop gekwinkeleer wanneer we van boord gaan. Gefopt: er staan grote betonnen kolossen die gebruikt worden om zwaluwen vogelnestjes te laten maken die Chinezen in de soep stoppen. De vogelgeluiden worden afgespeeld om zwaluwen te lokken. Later zullen we door heel Kalimantan dit soort foeilelijke bouwwerken van beton of golfplaat zien.

Op een kelotok, een boot in koloniale luxe maken we een trip van drie dagen naar Tanjung Puting National Park, vooral om orang-oetans te zien. Het is best een grote boot alleen voor ons met een gids, een kapitein, een adjunct-kapitein en een kok. Ons is verteld dat we op het dek slapen; daar blijkt een tweepersoons bed te staan waar ‘s nachts een klamboe omheen gespannen wordt. Er leven ongeveer 6000 orang-oetans in het park. Het leefgebied is erg aangetast door de aanleg van palmolieplantages, daarom worden ze bijgevoerd. We hebben geluk met het weer: een uur voor we gaan lopen barst een geweldige tropische regenbui los, maar het is droog als we vertrekken. We zien de orang-oetans bij het pad richting voederplaats al door de bomen slingeren. Als mannen met twee grote zakken bananen en rambutan aankomen laten ze zich voorzichtig op het voederplateau zakken. Vooral het beest met een tweeling is prachtig. Nadat we ook nog naar de proboscis-apen die over grote afstanden door de bomen slingeren gekeken hebben en

een nachtsafari gemaakt hebben wordt in de boot een candlelight dinner geserveerd. De boot heeft aangelegd in de buurt van een dorpje op de rand van het park, zodat we zelfs in de jungle de oproep tot gebed niet hoeven te missen. In de ochtend gaan we weer naar een Orang-oetanvoederplaats. Het is prachtig om de acrobatentoeren te zien bij aankomst en vertrek en het verschil in gedrag tussen de beesten. We varen over een smallere zijrivier verder het park in naar de derde voederplaats. Hier komen maar drie beesten opdagen, waarschijnlijk omdat ze meer voer in de jungle vinden. Ook nu hebben we geluk met weer: het barst los als we net op de boot terug zijn. ‘s avonds zien we een uil en kikkers tijdens de nachtsafari.

Op de laatste dag van onze trip Tanjung Putin National Park planten we eerst een boom bij een herstelproject van het oerwoud. Het gaat om gebied dat afgebrand is door jagers. Daarna maken we een wandeling door een dorpje aan de rivier.  Zelfs in het park hebben we maar drie vogels gezien: en uil, een specht en een ijsvogel. En behalve apen en zwijnen waren er nauwelijks andere zoogdieren gezien. We zien wel op de terugtocht op de valreep nog wel een krokodil.

 Het eerste stuk door het vlakke land gaat langs een eindeloze hoeveelheid palmolieplantages, in de bergen noordelijker is meer jungle. De weg is relatief goed en rustig, het beste van Indonesië tot nu toe. Aan een zandpad kamperen we wild, bijna voor het eerst in Indonesië. Zonder enige aankondiging gaan we de evenaar over. De laatste Indonesische overnachting is op de parkeerplaats van een hotel vlak voor de grens. De familie van het hotel is alleraardigst: we kunnen toilet en mandi gebruiken en betaling wordt niet geaccepteerd. De gastvrouw nodigt ons uit om samen met de familie te lunchen. Zoals gebruikelijk weer een prima maaltijd. Rondom een kleed op de grond zittend proberen we in een mengsel van Engels en Indonesisch te communiceren. Het komt bij ons allemaal uit de tenen maar omdat de gastvrouw kleiner is gaat het Engels net iets beter.

Afscheid van Indonesië

Na bijna twee maanden nemen we afscheid van Indonesië. Overal vonden we vriendelijke, hartelijke, behulpzame en geïnteresseerde mensen. We hebben een grote afwisseling mee mogen maken: de traditionele dorpen op Timor, het snorkelen bij Komodo, de cultuur van Ubud en Yogya en de Orang-oetans in Tarjung Puting. De wegen en ferry’s waren soms een uitdaging, maar al met al is de eilanden-hink-stap-sprong naar omstandigheden vlot verlopen. En wat ontbrak aan organisatie werd gecompenseerd met inspanning van iedereen in de buurt om toch een oplossing te vinden.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *