Onze reis door Azië houden we bij op PolarSteps. Stuur even een mailtje voor de link. Hier zullen geen blogs van de reis verschijnen.
Borneo (B2001)
Van Sarawak naar Brunei
We ontbijten samen met de familie van het hotel en rijden daarna naar de grens met Maleisië. De grensovergang verloopt soepel, in ruim een uur zijn we er doorheen. Terwijl we bezig zijn begint het te gieten. Het houdt de hele dag niet meer op. We worstelen ons naar het hotel in Kuching dat we gereserveerd hebben en doen weinig anders dan het hoogst noodzakelijke: geld opnemen en een simkaart halen. De volgende dag start de zoektocht naar een verplichte WA-verzekering; de verzekering werd in het verleden geleverd door de AAM, de Maleisische ANWB. We hebben twee adressen van AAM in Kuching, maar van het eerste adres zijn ze met onbestemde bestemming vertrokken en op het tweede zit een machinefabriek die automotoren reviseert. De mensen daar beginnen voor ons te bellen en we krijgen wel een contact met een verzekeringsagent, maar we komen omdat het weekend is niet verder; uiteindelijk zullen we dagen later via een Facebook-contact de verzekering regelen. Iemand van de machinefabriek brengt ons terug naar het hotel, waarschijnlijk vooral omdat hij geïnteresseerd is de auto te zien. Omdat weer veel regen verwacht wordt gaan we daarna naar een winkelcentrum in de buurt. Wat een verschil met Indonesië! Het is modern en de supermarkt heeft veel meer artikelen hoewel dat moeilijk precies vast te stellen is omdat iedere categorie producten op zes plaatsen in de winkel staat. Er is sowieso in Maleisië veel meer economische activiteit zichtbaar: overal werkplaatsen fabriekjes en winkels, vooral van Chinezen.
Sarawak Cultural Village is een openluchtmuseum met zogenaamde longhouses uit verschillende streken van Sarawak, de westelijke staat van Maleisië op Borneo. Een longhouse is een heel groot houten huis waarin een compleet dorp woont, wel zeven families in een ruimte. We hebben een eigen gids, zien de dansvoorstelling en krijgen de lunch die bij de ticketprijs in inbegrepen. Er worden veel demonstraties gegeven door mensen in klederdracht.
Een van de hoogtepunten van Sarawak is Bako National Park. Voor het transport naar het park kunnen we kiezen tussen een dure gecharterde boot vanaf de parkeerplaats of de “lijnboot”, die alleen gaat als hij vol is. Gelukkig komt er een Russisch stel met wie we de overtocht samen kunnen maken. Het is een prachtig afwisselend park met jungle, strand en mangrovebossen. We zien weer proboscus-apen en ook drie boomslangen die een groene kleur precies als de bladeren hebben en er daardoor heel moeilijk te onderscheiden zijn. Jan kijkt ‘s middags nog even bij een Chinees klooster. Na een wandeling langs de rivier in Kuching de volgende dag bezoeken we een atelier waar geweven wordt. Het Sarawak-museum is voor verbouwing gesloten.
Onderweg uit Kuching naar het oosten willen we een opvangcentrum voor orang-oetans bezoeken, maar we de caissière is zo eerlijk om te vertellen dat er al achttien dagen geen apen bij het voederen verschenen zijn, omdat er door de regentijd voldoende voedsel in de jungle is. Een groot deel van de ochtend regent het. Er wordt veel aan de weg gewerkt. Het goede nieuws is dat er maar één wegenbouwproject is, het slechte dat het project 500 km lang is; later in de oostelijke staat Sabah zullen we ontdekken dat het zelfs daar nog een paar honderd kilometer verder gaat. Voortdurend wisselen we tussen oud asfalt, nieuw asfalt en een weg vol gaten. We vragen ons af wat al die mensen en machines gaan doen wanneer het project af is. We zien moderne longhouses: houten rijtjeshuizen op palen met een galerij ervoor. De ruimte onder de huizen doet dienst als carport. We eindigen op een wildkampeerplek op een recreatieterrein aan zee. Onderweg ligt Sibu, een stadje met een heel grote markt. Er worden allerlei soorten groente verkocht waarvan we er veel niet kennen en na wat slechte ervaringen met onbekende dingen is het toch nog puzzelen wat we zullen eten. Na een stop in een dorpje met veel paalwoningen aan de rivier de volgende dag rijden we verder naar het noorden. We zien voor het eerst flink wat reigers en ook de kolossen voor de zwaluwnestjes zien we weer, hoewel minder dominant dan in Indonesië.
Na een paar dagen wildkamperen zijn we toe aan een goede douche en moet ook de was gedaan worden, daarom nemen we een hotel. In Afrika en Zuid Amerika hebben we eigenlijk nooit hotels genomen, maar op veel plekken in Azië zijn goede hotels heel betaalbaar en wildkampeerplekken soms moeilijk te vinden, hoewel je qua veiligheid eigenlijk overal kunt gaan staan. De tactiek voor het vinden van hotels is om op Booking.com accommodatie te vinden die een goede parkeerplaats lijkt te hebben, erheen te rijden en als het geschikt is via Booking.com te reserveren, omdat dat goedkoper is dan aan de balie. De was doen we in een van de wasserettes die je overal ziet, dat is stukken goedkoper dan een hotel-laundry die per kledingstuk rekent in plaats van per kilogram. We eten in het restaurant van het hotel. Wanneer we er een biertje bij willen blijkt dat niet te kunnen, maar als we op het terras gaan zitten en daar eten kan de buurman wel bier leveren. De onhebbelijke gewoonte die we al eerder tegenkwamen in Maleisië zien we ook hier: het eten wordt gebracht wanneer het klaar is dus niet voor iedereen tegelijk; vaak heeft de een het eten al op als het voor de ander arriveert. Nadat we de volgende dag gevraagd hebben om het eten gelijktijdig te krijgen komen twee dames van het personeel samen giechelend ieder een bord brengen.
We maken twee wandelingen in de jungle van Similajau National Park. De tijden die op de route kaartjes zijn aangegeven zijn wat optimistisch, in totaal klauteren we bijna 4,5 uur over paden, steile hellingen en boomstronken. Het regent nog wel een keer overdag, maar niet als we aan het wandelen zijn. Verder naar het noordoosten langs de kustweg zien we weer de eindeloze palmolieplantages, de “groene woestijn”.
De grotten van Niah National Park zijn een bijzondere ervaring. Het pad ernaartoe is een boardwalk door de jungle en ook in de grot zelf zijn overal boardwalks, maar er is verder niets geregeld en het is niet verlicht. We zijn de enige toeristen. We zien de grijsgroene stenen met invallend licht op de achtergrond, horen en ruiken de zwaluwen en horen de waterdruppels die lekken door de bovenkant. Twee mannen zijn bezig om met lange stokken vogelnestjes van het gewelf af te halen. Jan gaat nog verder naar de Paintings Grot. Daarvoor moet hij met een zaklantaarn over een volledig donkere boardwalk een pad volgen door de eerste grot. De Paintings Grot zelf valt tegen: de ligging is mooi, maar de kleine muurschilderingen zijn weggestopt achter een heel hoog hek dat ver van de wand af staat. Onderweg naar Miri maken we een korte wandeling naar drie watervallen in Lambert Hills National Park.
We krijgen bericht dat Dappere Dodo zonder problemen een jaar in Brunei kan blijven.
We proberen met Chinees Nieuwjaar in een stad te zijn, zodat we iets kunnen meemaken van het feest. In Miri gaan we naar de bazaar ter gelegenheid van Chinees Nieuwjaar. Het is vooral een avondmarkt met veel etenskraampjes met vette snacks, dus we besluiten maar in een (prima) restaurant in de buurt van het hotel te eten. Miri heeft een paar speciale dagmarkten. Er is een groente en fruitmarkt met heel veel tafels met schaaltjes met dingen die we niet kennen en een vismarkt met een heel eigen vorm van verse vis: levende vissen worden doodgeslagen in een plastic zak met een stok terwijl de klant wacht. De vis spartelt daarna nog als de ingewanden worden verwijderd. Jan loopt nog even rond in de vleesmarkt waar de meest onwaarschijnlijke onderdelen van beesten verkocht worden, maar Margriet kijkt van een afstandje eerbiedig toe aan en denkt alvast aan haar lunch. Als contrast gaan we ook naar een groot winkelcentrum met de meest uitgebreide supermarkt die we sinds lang gezien hebben. Voordat we vertrekken uit Miri kopen we nog een volkorenbrood bij de warme bakker; dat hebben we al lang niet meer gegeten. We ontdekken dat de e-reader van Margriet in het hotel is blijven liggen, maar zoals al een paar keer eerder deze reis ontdekken we een vermissing snel genoeg om het ding dat kwijt is weer terug te kunnen halen; uiteindelijk zal het overigens bij de terugvlucht terug naar Nederland toch nog mis gaan en verliezen we de e-reader bij het inchecken.
In een uur steken we de grens tussen Maleisië en Brunei over. Het is maar goed dat we voldoende reservevellen in ons Carnet hebben, want ook hier weet de douane niet hoe het ingevuld worden en verprutst een blad. We gaan kijken bij een potentiële opslagplaats voor Dappere Dodo die we via Facebook gevonden hebben. Het ziet er niet slecht uit: Dappere Dodo zou onder dak komen bij een klein bedrijfje. We mogen zelf bepalen wat we willen betalen want de eigenaar ziet het vooral als reclame om zo’n exotische auto direct naast de ingang van zijn bedrijf te hebben staan. We vinden een overnachtingsplek op een picknickplaats aan het strand. Tot ‘s avonds laat stoppen er mensen om bewonderend naar Dappere Dodo te kijken en selfies met ons te maken.
Tutong, een wat grotere plaats, ziet er hier absoluut niet uit als een stad in een rijke oliestaat: kapotte trottoirs, gaten in de straten, rommelige winkels met kapotte TL-buizen. In de supermarkt staan vrouwen met hoofddoek stukken kip te graaien uit een ontzettend grote bak. Een knipbeurt bij de herenkapper kost €2; dat zegt iets over de levensstandaard, want prijzen van kappers zijn altijd een goede maatstaf voor het welvaartsniveau, omdat knippen in essentie over de hele wereld op dezelfde manier gebeurt.
Het noorden – Sabah
We gaan onderweg naar de staat Sabah in Maleisië. Dat betekent vier grensovergangen: van Brunei naar Maleisië naar Brunei naar Maleisië en tot onze verbazing in Maleisië tussen de staten Sarawak en Sabah. Nu we eenmaal de goede papieren hebben zijn alle grensovergangen binnen vijf minuten geregeld. De grensovergang tussen Sarawak en Sabah rijden we bijna voorbij. We zien wel loketjes, maar het komt niet bij ons op dat er binnen Maleisië nog grensovergangen zijn; bovendien dachten we dat we al in Sabah waren. Pas als er hard gefloten en geroepen wordt stoppen we en komen we erachter dat we nog meer stempels moeten halen. Het is zoiets als een grensovergang tussen Noord-Brabant en ZuidHolland op de Moerdijkbrug. We vinden een kampeerplek aan het strand, maar als we horen dat er tot twee uur ‘s nachts een feest zal zijn verhuizen we alsnog naar een hotel.
Kota Kinabalu is de hoofdstad van Sabah met grote markten en prima restaurants aan het water. ‘s avonds verschijnt er een ontzettende avondmarkt vol met kraampjes die allerlei soorten vis verkopen waar heel veel mensen aan tafeltjes eten. Wij vragen ons af wat er met al die vis gebeurt is voor het hier op de tafels ligt en kiezen daarom nog een keer voor gevulde Thaise ananas aan de waterkant. In Kota Kinabalu is ook een speciale zondagochtendmarkt. Er zijn weinig levensmiddelen, maar er worden allerlei andere bijzondere dingen verkocht variërend van honden en levende vissen tot exotische stukjes zeep. In verband met het coronavirus zien we heel veel mensen met mondkapjes lopen. Het is officieel Chinees Nieuwjaar, maar behalve versiering op straat en meer gesloten winkels merken we er weinig van want het wordt vooral thuis gevierd. We hebben wel wat vuurwerk gehoord maar niet gezien. Na de markt willen we naar het Filipijnse palendorp bij het eiland voor de kust. We hebben een meningsverschil over het vervoer. We zien dat de lokale bevolking twee ringgit voor een enkele reis betaalt en wij zouden vijftig ringgit voor een retour moeten betalen. Men wil perse niet dat we in dezelfde boot als de Maleisiërs gaan zitten. Als we uiteindelijk een boot charteren voor twintig ringgit begrijpen we beter wat er aan de hand is: het dorp bestaat uit op palen gebouwde krotten die nauwelijks onderling verbonden zijn. Je kunt eigenlijk alleen per boot van het ene huis naar het andere. Onze boot wordt eerst nog even aangehouden door de waterpolitie maar die vindt het tripje prima; de bootsman moet alleen zijn zwemvest aan doen. Wij varen dan ook rond bij de huizen, maar gaan niet aan land. Na de lunch gaan we naar het nationaal museum van Sabah met de historie van de staat, zo’n typische slecht verlichte uitstalling van borden en lokale spullen.
Via een bergachtige route die mooi is maar ontzettend druk door lokale toeristen rijden we door naar Labuk Bay, een natuurpark met proboscis-apen. Het zijn apen met eigenaardige neuzen en lange staarten die fruit eten en heel behendig door de bomen slingeren. Het park doet in eerste instantie wat deprimerend aan: het is aan alle kanten omgeven door palmolieplantages en eigenlijk heel klein. De apen wordt er gevoerd. Maar we zien ze ook zo door de bomen slingeren en ook zien we liguanas en hornbills. We mogen er blijven kamperen. Op onze campingplek zien we voor het eerst in Azië een redelijke variatie aan vogels. In het Rainforest Discovery Centre in de buurt wandelen we door gevarieerd tropisch regenwoud met de lange rechte bomen die veel te veel voor tropisch hardhout gebruikt zijn. Er zijn uitkijktorens en een lang looppad op de hoogte van de boomtoppen. Er staan heel veel borden over de verschillende vogelsoorten, maar die zien we hier nauwelijks.
We hadden met Dappere Dodo al een poosje een probleempje dat het stuur soms begon te trillen bij bergafwaarts remmen, maar nu hebben we voor de tweede keer dat hij hevig begon te trillen na het rijden over een oneffenheid, wat pas weer over gaat bij veel langzamer rijden. Als Jan onder de auto duikt ziet hij een lekkage bij het rechter voorwiel. Dat worden dus geen orang-oetans maar Toyota. We kunnen direct bij de Toyota garage terecht en ze blijken zelfs de benodigde onderdelen op voorraad te hebben. De fuseelagers van beide voorwielen plus de afdichtring bij het lekkende wiel worden vervangen. Het lukt niet om de klus dezelfde middag af te maken zodat we eindigen in een hotel achter de garage. De reparatie gebeurt grondig maar duurt de hele ochtend. Na de lunch maken we een proefritje, alles lijkt in orde. Voor we de volgende ochtend terug gaan naar de garage ontbijten we in een restaurantje ertegenover. Een man die er zit te eten en goed Engels spreekt helpt ons bij de bestelling. Hij blijkt zelfs voor ons te hebben afgerekend.
Na de reparatie gaan we terug naar het Rainforest waar we overnachten op de parkeerplaats. Tegen de schemering gaan we nog een keer het park in. We zien weer weinig vogels, maar wel een vliegende eekhoorn. In het Orang-oetan-rehabilitatiecentrum vlakbij worden beesten opgevangen waarvan de moeder gestroopt is of die als huisdier zijn gehouden. Ze worden met redelijk succes voorbereid op terugkeer naar de jungle. We zien wat jongen in de “speeltuin” en bij het voederen één beest (met jong).
Bij het Lower-Kinabatangan-natuurgebied worden we aangesproken door een Spanjaard die ons Rian, een lokale gids aanbeveelt. We maken met Rian twee tochten over de rivier, ‘s middags vooral voor de apen en de volgende ochtend om krokodillen te vinden. We varen uiteindelijk ‘s ochtends drie in plaats van de officiële twee uur en zien er vijf. Daarna maken we een junglewandeling en ‘s avonds een nachtwandeling waarbij we een wilde kat zien. De vader van Rian overleed toen hij vier was. Daarom moest hij jong gaan werken en heeft hij geen opleiding. Hij heeft zichzelf Engels leren spreken en is nadat hij zeven jaar voor een lodge gewerkt had is hij voor zichzelf begonnen als gids. Hij loopt rond met allerlei uitbreidingsplannen. We kamperen naast zijn zelfgebouwde huisje, gebruiken het toilet van de familie en geven voor vertrek nog wat advies over promotie en positionering van zijn bedrijfje. Onderweg terug richting Kota Kinabalu gaan we eerst naar de Gomantong-grot, een grote grot met mooie lichtval waar ook weer zwaluwnesten geoogst worden. We boeken onze vlucht naar Nederland en de retourvlucht naar Brunei begin2021.
Toen we verder reden naar Kota Kinabalu ontdekten we dat het probleem met het trillen van het stuur toch nog niet was opgelost, hoewel het een paar honderd kilometer beter leek te gaan. Voordat we Dappere Dodo weer laten controleren willen we de voorwielen laten balanceren, maar bij de plek waar we heen gaan maken ze er zo’n puinhoop van dat we niet weten hoe de balans was voor ze begonnen te prutsen. Er worden verder geen ongerechtigheden in de besturing gevonden, dus we hopen dat na goed balanceren op een andere plek Dappere Dodo weer in orde is. De volgende dag heeft Dappere Dodo helaas toch nog een keer last van vibraties, daar zijn we dus nog niet helemaal vanaf.
Het is een mooie wandeling door de Kota Kinabalu Wetlands, maar het aantal vogels en het aantal soorten vogels vallen tegen. Op Sapi eiland vlak voor de kust van Kota Kinabalu kun je snorkelen. Het is een aardige tripje hoewel het snorkelen niet te vergelijken is met de landen die we hiervoor bezochten op deze trip: veel minder variatie in koraal en ook veel minder vissen. In middags beginnen we met het voorbereiden van de auto op de stalling wanneer we in Nederland zijn.
Brunei
Op de weg terug van Kota Kinabalu naar Limbang moeten we bij de grens van Sabah naar Sarawak een gezondheidsverklaring invullen in verband met het coronavirus en wordt onze temperatuur gemeten. We hadden gelezen dat we wat bier kunnen meenemen Brunei in (waar het nergens officieel te koop is), maar als we het land ingaan blijkt dat geen alcohol ingevoerd mag worden voor transit en worden onze blikjes bier geconfisqueerd onder afgifte van een officieel document. Naar Brunei gaan we voor de laatste keer de grens over. Nu gaat het heel vlot, maar de andere kant uit staat er een lange file van mensen die de gezondheidsverklaring moeten invullen.
Nadat we Dappere Dodo naar de garage van familie in Brunei van een Nederlandse overlander gebracht hebben waar hij tot onze terugkeer zal staan hebben we nog een dag in Bandar Seri Begawan, de hoofdstad van Brunei. Kampung Ayer bij Bandar is het grootste dorp van huizen op palen boven water in de wereld. Het gebied wordt al meer dan 1000 jaar bewoond. De huizen variëren van netjes en nieuw tot krot, sommige met bloemen, andere in de rotzooi of ingestort. Ze zijn verbonden door lange paden van houten vlonders. We zien er weinig mensen. Het Muzium Alat Kebesaran Diraja in Bandar is een ongelooflijk museum ter meerdere eer en glorie van de sultan; uiteraard vol van loftuitingen over zijn intelligentie, barmhartigheid en sportiviteit en vol met eindeloze hoeveelheden foto’s, giften van bevriende staten maar ook twee gigantische draagstoelen en de troon die bij de kroning gebruikt is.
Een dag in Singapore
Voor de terugreis naar Nederland vliegen we van Bandar naar Singapore via Kuala Lumpur. Met meer dan 3 uur overstaptijd wordt het een dag van veel wachten, maar alles verloopt volgens plan. Als we aankomen in Singapore begint het te gieten en dat houdt de hele avond niet meer op. De prijzen in Singapore zijn ook wel even wennen: die zijn ongeveer het drievoudige van Maleisië. Bijna alle hoofddoeken zijn verdwenen en overal zijn bierreclames.
We besteden onze laatste dag in Singapore. We wandelen rond in de buurt van het hotel en gaan we naar Orchard Road, de winkelstraat van Singapore met het ene luxe winkelcentrum na het andere. ‘s middags gaan we naar Chinatown waar een boeddhistische ceremonie plaatsvindt en Little India waar we tegen een hindoeceremonie aanlopen. Overal lopen mensen met mondkapjes in verband met het coronavirus en op allerlei plaatsen word je temperatuur gemeten voordat je naar binnen mag. Voor de rest is het een kwestie van wachten tot ons vliegtuig vertrekt om half twee ‘s nachts. We moesten ‘s middags om een uur uiterlijk de hotelkamer uit en er zijn dus best moe van door de stad lopen. We gaan daarom heel vroeg naar het vliegveld. We hebben geluk: de incheckbalie is al open en we morgen meteen door naar lounge. Na een lange maar voorspoedig verlopen de vlucht komen we aan in Nederland. De regen is er even nat als een Singapore maar veel kouder.
Orang-utans (B1907)
Lombok
Over een smalle, kronkelige, steile weg met prachtige uitzichten over de bergen en de rijstvelden steken we Lombok door naar het zuiden. Overal zien we schoolkinderen in uniform, nu allemaal islamitisch. Zelfs de jongste meisjes hebben al een lange hoofddoek om. En overal worden grote, nieuwe moskeeën gebouwd, vaak met felgekleurde patronen die aan de Efteling doen denken. We hebben al ervaren dat niet bezuinigd wordt op de luidsprekers, soms wel acht op een enkele minaret. En om de investering er sneller uit te halen worden ze niet alleen gebruikt voor de oproep tot het gebed, maar ook voor het gebed zelf en de afsluiting. Het is ook duidelijk dat er geen budget meer was voor stemvorming van de imams.
We proberen te overnachten bij de enige homestay in een dorpje aan de kust, maar we kunnen net de draai in het smalle straatje niet maken met Dappere Dodo. Als we al helemaal terug willen rijden nar de hoofdweg vinden we het resort van Max en Noy. Het is nog niet geopend, maar waar we wel kunnen overnachten in Dappere Dodo. Onderweg naar de westkust van Lombok bekijken we nog twee hindoetempels en overnachten op een openbaar recreatieterrein aan de kust.
Bali
Hoe dichter we bij Java komen des te georganiseerder worden de ferry’s. Om kwart voor negen zijn we bij de ferry naar Bali, die ieder uur vaart en om tien uur zijn we onderweg. Maar helaas, bij aankomst moeten we een uur wachten omdat een kapotte ferry een pier bezet houdt. In een gigantische tropische regenbui rijden we een kilometer of veertig langs een smalle, steile, kronkelige weg naar een plaats die in iOverlander staat, maar waar we niet passen. Tenslotte vinden net voor donker een plek bij een ander hotel. Het zwembad en diner met uitzicht op zee maken veel goed. Er is een mooie snorkelplek vijf kilometer verderop. We besluiten om er een dag te blijven om te snorkelen en te luieren aan het strand. Op de grote parkeerplaats met toilet en douche kunnen we overnachten. Zoals steeds in Indonesië heeft Dappere Dodo weer veel belangstelling. Indonesiërs blijven zich verbazen hoe iemand met een compleet huis rondrijdt.
Overal onderweg staan tempeltjes bij de huizen en ook een paar keer is er een optocht van mensen in traditionele kleding. We bezoeken Pura Besakih, de grootste en bekendste tempel van Bali. Om naar binnen te mogen moet je een sarong om hebben. Nadat we die gekocht hebben leidt een gids ons door het enorme complex. Daarna gaan we naar Pura Kehen, een kleinere maar verfijnde tempel en naar Kertga Gosah, een vroeger paleis. ‘s avonds gaan we naar de markt. Er worden volop de offertjes verkocht die overal voor de deuren staan. Ook is er een straat met kraampjes met allerlei soorten Indonesisch eten. Voor een paar euro eten we prima.
Ubud is het culturele centrum van Bali. Het verschil met ons eerste bezoek, 15 jaar geleden, is enorm. Overal souvenirwinkeltjes en restaurantjes en parkeren is moeilijker dan in Amsterdam. Via iOverlander vinden we een uitstekende plek om te overnachten: we gaan maar eens voor een bungalow met airco en tv in plaats van te kamperen. Het is in het centrum, maar toch net zo ver van de weg af dat het heel landelijk is, met uitzicht op de rijstvelden. Er is niet alleen een mooi gemeenschappelijk zwembad, maar we hebben zelfs een privézwembad (van anderhalf bij drie meter, maar toch…). We bezoeken het koninklijk paleis, een aantal tempels, ARMA, een kunstmuseum met de grote, gevarieerde verzameling van een particuliere familie en maken een wandeling door de rijstvelden. Heel snel als je uit Ubud bent wordt het rustiger, hoewel er zeker op het eerste stuk overal gebouwd wordt. ‘s avonds bezoeken we een traditionele Balinese dansvoorstelling. Iedere maaltijd is een feest.
Java
Via de drukke wegen van zuidwest Bali worstelen we ons naar de ferry naar Java en daarna via drukke wegen naar een overnachtingsplaats. In plaats van de lieftallige hindoeïstische offertjes zijn we weer terug bij de concurrerende moskeeën. Als speciale attractie mogen de meest talentvolle, dat wil zeggen het valst zingende jongetjes ‘s avonds ook blèren door de luidsprekers. Door het hectische en soms tergend langzame verkeer van Java rijden we richting de Bromokrater bij één van de meest actieve vulkanen van Indonesië. Omdat we nog een flinke afstand te gaan hebben over Java en Kalimantan en ook niet weten hoe vlot de laatste ferry zal zijn, maken we wat vaart naar het westen. We moeten rekening gaan houden met de einddatum van ons visum. We vinden een kampeerplek op een terrein vlakbij de krater.
Om vier uur worden we gewekt door een ontzettend lawaai van motoren auto’s en mensen. We blijken op het verzamelpunt voor tripjes naar de krater te kamperen. Omdat we verder slapen kunnen vergeten staan we ook zelf maar op. Wanneer we klaar zijn om te vertrekken naar de krater blijkt dat we weer vaststaan tussen autootjes die nog wachten op klanten. Het is het totale gebrek aan organisatie, maar ook de serieuze hulp om het probleem op te lossen dat zo kenmerkend is voor Indonesië. Een half uur later worden de auto’s net zo lang heen en weer geschoven dat we toch weg kunnen. We hadden al uitgezocht dat we met onze vierwieldrive zelf via een steile helling de krater in mochten rijden, maar toch proberen mannetjes ons tegen te houden. We zijn nog hard Indonesisch aan het studeren, maar helaas, opeens begrijpen we zelfs Indonesische gebarentaal niet meer. Beneden aangekomen staan we als koekoeksjong tussen kleine 4WD’s, voornamelijk antieke Toyota’s FJ40 op een grote, volstrekt kale vlakte. Ook hier hebben we weer volop belangstelling van bewonderaars van Dappere Dodo en moeten we voortdurend met kleine Indonesiërs op de foto. De omgeving is prachtig. Toen we beneden kwamen hing er mist en zagen we geen enkele berg, maar langzamerhand komen de toppen tevoorschijn. Boven bij de krater is het helder en zien we de damp omhoog komen.
Na de afdaling van de Bromo vervolgen we de rit via een prachtige, nieuwe tolweg. Het betalen blijft een voortdurende uitdaging. Bij de eerste controle hebben we een chipkaartje gekregen, maar dat is na een rit leeg en we komen er niet achter hoe we het handig kunnen vullen. We zetten daarom regelmatig het hele verkeer vast als de slagboom van de tolpoortjes niet open wil. In plaats van boos te gaan toeteren wachten de Indonesiërs achter ons het allemaal rustig af; ook dat is zo kenmerkend voor het land.
De boot van Java naar Kalimantan kan gereserveerd worden. Er is een app in het Indonesisch om dat te doen, maar het lijkt veiliger om in Soerabaja bij het kantoor van rederij langs te gaan. Het blijkt dat ook daar boeking alleen met de app kan. Met drie medewerkers van het kantoor komen we er uiteindelijk uit (niet onverstandig dus dat we ons er zelf niet aan waagden). Wanneer we de boeking willen plaatsen krijgen we een melding dat de plaatsen niet meer beschikbaar zijn, maar na enig telefoneren wordt dat opgelost. We denken dat we er zijn, maar voor het betalen kunnen we alleen kiezen uit Indonesische banken en op het kantoor wordt geen contant geld of creditcard geaccepteerd. Jan gaat daarom naar de bank om te betalen. Na overleg van al het personeel van de bank en het invullen van formulieren blijkt de bank het niet op te kunnen lossen. Uiteindelijk betaalt Jan contant aan een andere klant van de bank die het geld vervolgens overmaakt naar de rekening van de rederij. Gedurende dit hele proces is de rij van andere klanten van de bank flink gegroeid, maar iedereen accepteert het wachten zonder een kik van ongenoegen.
In Yogyakarta komen we terecht bij een luxe bed and breakfast met een mooi zwembad. Met een glaasje wijn om kerstavond te vieren in de tropennacht op het balkon van onze kamer is het nog niet zo slecht. Midden in de nacht bellen we met de kinderen die bij elkaar zijn voor kerst. ‘s ochtends krijgen we een speciaal Indonesisch ontbijt en gaan daarna Yogyakarta in. We gaan naar de Kreton, het Waterpaleis en in de stromende regen de grote markt. Het vervoer gaat soepel met Grab, de Indonesische variant van Uber. Midden in de nacht is er een familie van zo’n 30 Indonesische toerististen na een hele dag rijden vanuit Jakarta in een grote bus aangekomen in ons hotel. Ze blijven een dag in Yokya en rijden dan weer terug. Ze koken hun eigen maaltijd en we worden uitgenodigd om ervan te proeven. Van wat er overblijft hebben we nog een uitstekend Indonesisch buffet.
Met twee fietsen van onze accommodatie maken we een tochtje in de buurt over weggetjes waar we met Dappere Dodo niet komen. Als we een probleem met een fiets hebben schieten weer direct mensen te hulp. We zien hoe rijst geplant wordt en hoe wajangpoppen, houten schalen en batik worden gemaakt. Het mooie, verfijnde houtsnijwerk van vijftien jaar geleden vinden we niet meer. Voor bijna elk huis hangen vogelkooien, maar in de lucht zien we alleen mussen. ‘s middags besteed Jan een euro aan de kapper die er voor dat geld meer af knipt dan de Nederlandse kapper voor twintig keer zoveel.
Opnieuw in Yogya vinden we in een tweedehandsboekwinkel op de valreep een reisgids van Maleisië. Toen we uit Nederland weggingen waren we zo gefocusseerd op Australië dat we daar niet aan dachten. Daarna gaan we terug in een brommerriksja voor het buffetdiner en een prachtige dansvoorstelling van een klassiek Indonesisch verhaal.
Prambanan is de grootste hindoetempel van Indonesië. Het is vakantietijd in Indonesië en dat is te merken ook: het lijkt wel de Efteling op tweede Pinksterdag. We worden dan ook weer voortdurend aangesproken door mensen die vragen of ze met ons op de foto mogen. Wat een verschil met vijftien jaar geleden: toen fietsten we hier naartoe en hadden de plek voor onszelf. De grote parkeerplaats laat zien dat de middenklasse zich duidelijk ontwikkeld heeft. Als we iets verder gaan naar de laatste tempel van het complex, is het veel rustiger en hebben we het rijk bijna alleen. In verband met de drukte en omdat het weer gaat regenen zien we af van het plan om naar de Merapi, de grootste vulkaan van Indonesië te gaan.
Na 5 dagen nemen we afscheid van Arie en Willy van homestead Ada Waktu bij Yogya. Het is de langste tijd op één plek van onze hele Australiëreis zonder ergens op te wachten. Via twee oninteressante kunstmarktjes komen we In Mendit, vlakbij de Borubudur. Een overnachtingsplek blijkt nog niet mee te vallen: in verband met de vakanties zit alles helemaal vol en zelfs bij een hotel parkeren lukt niet. We overwegen al uit te wijken naar de parkeerplaats van een moskee met toilet als we met behulp van Indonesiërs die weer erg hun best doen om een oplossing te vinden bij een bedrijf komen dat rafting trips organiseert en een plek heeft. Dat blijkt de tuin van de beheerder te zijn. We hebben dan ook veel belangstelling en er wordt regelmatig iets te eten of te drinken gebracht.
We hoopten door heel vroeg bij de Borubudur te zijn er wat rustiger rond te kunnen lopen, maar dat is een illusie; blijkbaar dacht iedereen er zo over. Gelukkig gaan de meeste Indonesische bezoekers vooral naar boven om een selfie te maken, zodat de lagere, mooiste niveaus relatief rustig zijn. Na een kort bezoek aan een pottenbakkersdorpje rijden we door naar Semarang. We vinden daar een leuke plek en ontmoeten in het hotel Erik, een Belg die al lang in Indonesië woont, en zijn partner Mia met wie we ‘s avonds gezellig gaan eten in de stad. Ze wijzen ons een pizzeria die op bestelling volkorenbrood bakt; die kans laten we niet schieten. Het oude centrum van Semarang staat nog vol met koloniale gebouwen, sommige als bouwval, andere prima onderhouden. Wanneer we net in het centrum aangekomen zijn verdwijnt plotseling al het autoverkeer van de straat. We denken even dat het is om ons vrij ruimte te geven, maar zien dan dat er een auto met gouden nummerbord nummer 1 geparkeerd staat met veel politie eromheen. Het blijkt dat Joko Widodo, de president van Indonesië, op bezoek is. De oudejaarsavond brengen we door op de hotelkamer. We horen vóór 12 uur wat knallen van vuurwerk en om 12 uur kunnen we vanaf het balkon op verschillende plekken vuurwerkshows zien. We maken het flesje wijn open dat we uit Bali hebben meegenomen om het nieuwe jaar te vieren. Op het Nederlandse nieuws lezen we dat er op oudejaarsdag 37 cm regen gevallen is in Jakarta. Er zijn tientallen doden, duizenden daklozen en een gigantische materiële schade. Het verbaast ons dat we daar in het guesthouse niets van meegekregen hebben, geen TV die aan staat, geen gasten of personeel die er merkbaar over praten.
Kalimantan
Na de gebruikelijke chaos in de haven vertrekken we van Semarang naar Kumai op Kalimantan. De boot heeft een ingang opzij, waardoor alle vrachtauto’s moeizaam binnenin de boot moeten draaien. Ook zit er een scharnierende knik in de oprit. Als er auto’s met weinig bodemvrijheid in moeten, wordt eerst ballast gepompt waardoor de boot een beetje schuin komt en de knik verdwijnt. We willen in Dappere Dodo slapen, maar een upgrade naar comfortabele stoelen lijkt toch wel prettig voor een trip van 26 uur. We verbazen ons dat er maar drie van deze stoelen bezet zijn, hoewel de tweede klas stoelen maar €5,80 meer kosten. Helaas is op het eerste stuk de zee nogal ruw, waardoor we veel korter van onze appeltaart en het versgebakken volkorenbrood genieten dan de bedoeling is. Later wordt het gelukkig kalmer. Op het nieuws zien we nu voortdurend de chaos en reddingsacties in Jakarta. Ondanks de warmte en het lawaai kiest Jan voor zijn eigen lange bed in de auto; Margriet slaapt in de stoel. We slapen beiden redelijk. We zitten nog bijna de hele dag op de boot die 2,5 uur te laat aankomt. We zijn als laatste op de boot gegaan, daarom kunnen we er nu als eerste uit. We hebben gezien bij het inladen dat je makkelijk een uur moet wachten als je achteraan staat. Even lijkt het alsof hier veel meer vogels zijn dan op de andere eilanden, want we horen volop gekwinkeleer wanneer we van boord gaan. Gefopt: er staan grote betonnen kolossen die gebruikt worden om zwaluwen vogelnestjes te laten maken die Chinezen in de soep stoppen. De vogelgeluiden worden afgespeeld om zwaluwen te lokken. Later zullen we door heel Kalimantan dit soort foeilelijke bouwwerken van beton of golfplaat zien.
Op een kelotok, een boot in koloniale luxe maken we een trip van drie dagen naar Tanjung Puting National Park, vooral om orang-oetans te zien. Het is best een grote boot alleen voor ons met een gids, een kapitein, een adjunct-kapitein en een kok. Ons is verteld dat we op het dek slapen; daar blijkt een tweepersoons bed te staan waar ‘s nachts een klamboe omheen gespannen wordt. Er leven ongeveer 6000 orang-oetans in het park. Het leefgebied is erg aangetast door de aanleg van palmolieplantages, daarom worden ze bijgevoerd. We hebben geluk met het weer: een uur voor we gaan lopen barst een geweldige tropische regenbui los, maar het is droog als we vertrekken. We zien de orang-oetans bij het pad richting voederplaats al door de bomen slingeren. Als mannen met twee grote zakken bananen en rambutan aankomen laten ze zich voorzichtig op het voederplateau zakken. Vooral het beest met een tweeling is prachtig. Nadat we ook nog naar de proboscis-apen die over grote afstanden door de bomen slingeren gekeken hebben en
een nachtsafari gemaakt hebben wordt in de boot een candlelight dinner geserveerd. De boot heeft aangelegd in de buurt van een dorpje op de rand van het park, zodat we zelfs in de jungle de oproep tot gebed niet hoeven te missen. In de ochtend gaan we weer naar een Orang-oetanvoederplaats. Het is prachtig om de acrobatentoeren te zien bij aankomst en vertrek en het verschil in gedrag tussen de beesten. We varen over een smallere zijrivier verder het park in naar de derde voederplaats. Hier komen maar drie beesten opdagen, waarschijnlijk omdat ze meer voer in de jungle vinden. Ook nu hebben we geluk met weer: het barst los als we net op de boot terug zijn. ‘s avonds zien we een uil en kikkers tijdens de nachtsafari.
Op de laatste dag van onze trip Tanjung Putin National Park planten we eerst een boom bij een herstelproject van het oerwoud. Het gaat om gebied dat afgebrand is door jagers. Daarna maken we een wandeling door een dorpje aan de rivier. Zelfs in het park hebben we maar drie vogels gezien: en uil, een specht en een ijsvogel. En behalve apen en zwijnen waren er nauwelijks andere zoogdieren gezien. We zien wel op de terugtocht op de valreep nog wel een krokodil.
Het eerste stuk door het vlakke land gaat langs een eindeloze hoeveelheid palmolieplantages, in de bergen noordelijker is meer jungle. De weg is relatief goed en rustig, het beste van Indonesië tot nu toe. Aan een zandpad kamperen we wild, bijna voor het eerst in Indonesië. Zonder enige aankondiging gaan we de evenaar over. De laatste Indonesische overnachting is op de parkeerplaats van een hotel vlak voor de grens. De familie van het hotel is alleraardigst: we kunnen toilet en mandi gebruiken en betaling wordt niet geaccepteerd. De gastvrouw nodigt ons uit om samen met de familie te lunchen. Zoals gebruikelijk weer een prima maaltijd. Rondom een kleed op de grond zittend proberen we in een mengsel van Engels en Indonesisch te communiceren. Het komt bij ons allemaal uit de tenen maar omdat de gastvrouw kleiner is gaat het Engels net iets beter.
Afscheid van Indonesië
Na bijna twee maanden nemen we afscheid van Indonesië. Overal vonden we vriendelijke, hartelijke, behulpzame en geïnteresseerde mensen. We hebben een grote afwisseling mee mogen maken: de traditionele dorpen op Timor, het snorkelen bij Komodo, de cultuur van Ubud en Yogya en de Orang-oetans in Tarjung Puting. De wegen en ferry’s waren soms een uitdaging, maar al met al is de eilanden-hink-stap-sprong naar omstandigheden vlot verlopen. En wat ontbrak aan organisatie werd gecompenseerd met inspanning van iedereen in de buurt om toch een oplossing te vinden.
De Einder Voorbij
Welkom op onze sites voor overlandreizen op vijf continenten. We zijn te vinden op de volgende plaatsen:
- De nieuwste blogs staan hieronder (Nederlands)
- Alle oudere blogs (Nederlands)
- Achtergrondinformatie en hulpmiddelen voor reizigers (Engels)
- Meer dan duizend videoclips
Welcome to our sites about overland travel on five continents. Find us at the following locations:
- The latest blogs are below (Dutch)
- All older blogs (Dutch)
- Background information and tools (English)
- Over 1000 video clips
Statistieken Reis Australië-Azië
Alle reizen | Deze reis | |
Dagen op reis | 1.365 | 362 |
Landen | 51 | 5 |
Overnachtingsplaatsen | 744 | 219 |
Grensovergangen | 102 | 15 |
Autokilometers | 166.495 | 39.686 |
Daggemiddelde (km) | 122 | 110 |
Getankte diesel (liter) | 20.997 | 5.214 |
Verbruik (km/liter) | 7,93 | 7,61 |
Bekeuringen | 4 | 0 |
Op weg in Azië (B1906)
Oost Timor
De boot met Dappere Dodo is op vrijdagavond in Dili aangekomen maar kan de haven niet in omdat er nog een andere schip ligt. Als we zondagochtend naar de haven gaan zien we de boot met onze container die voor anker lag de haven invaren. ‘s middags is de container van de boot af is en ligt aan wal opgestapeld. Op maandagochtend wordt Dappere Dodo vrijgegeven. We worden opgewacht bij de haven en snel overal doorheen geleid. Aan het einde ontstaat natuurlijk nog even een kakofonie tussen douanemedewerkers welke papieren gestempeld moeten worden, maar binnen een uur staan we buiten. Al met al zijn we Dappere Dodo twaalf dagen kwijt geweest; het veel erger kunnen zijn. ‘s middags liggen onze visa voor twee maanden Indonesië klaar. We besteden de dag verder aan het inruimen en optuigen van de auto. Samen met de huisbaas van onze Airbnb vullen we na veel gepruts met afschietende slangen en aansluitnippels de gastanks.
Bij ons vertrek de volgende dag komt de huisbaas met een fles wijn en een doosje Franse kaas. We kijken bij het grote Christusbeeld net buiten Dili en rijden naar het oosten door een tropisch landschap met enkelsteens huizen met rieten en golfplaten daken in kleine dorpjes tussen de palmbomen. De weg varieert van uitstekend door Chinezen aangelegd asfalt tot slecht gravel. We kamperen bij een guesthouse met ontzettend vriendelijke mensen in de buurt van een piepklein dorpje aan zee en wandelen langs het palmenstrand en langs de tomaten- en maïsveldjes. Bij een huisje hangen een stuk of tien vissen aan touwtjes, de vangst van de dag. Ze blijven hier hangen om door de dorpsbewoners gekocht te worden. De vissers zelf zitten voor hun huisje in de schaduw.
Over prachtig asfalt en met stapvoets rijden door de kuilen gaan we de volgende dag verder naar het meest oostelijke puntje van Oost-Timor. We komen door schilderachtige dorpjes met grote groepen schoolkinderen en worden voortdurend toegezwaaid en toegeroepen. We overnachten bij een guesthouse direct aan het strand met uitzicht op Jaco Island. Daar ontmoeten we een Zwitsers stel dat met de fiets uit Dili gekomen is en een vrouw die met de brommer is gekomen. We laten ons met een vissersbootje overzetten naar Jaco Eiland, vlak voor de kust. Er is een prachtig strand en je kunt er fantastisch snorkelen, een paar meter van het strand. We zien levend, gekleurd koraal en heel veel felgekleurde vissen. We zijn de enige toeristen. Er is wel een visser met ons mee gegaan. Hij jaagt met een traditioneel apparaat waarmee in het water een pijl op een vis wordt afgeschoten. De gevangen vissen hangt hij aan een riem op zijn middel zodat ze mooi vers blijven. Op het strand worden ze schoongemaakt en met een touwtje tot een bundel aan elkaar gebonden. De bemanning van de boot die ons op de afgesproken tijd op moet halen lijkt in slaap gevallen, maar na veel schreeuwen en zwaaien met overhemden zien we toch een bootje op pad gaan.
De route naar het zuidwesten voert over de slechtste wegen die we sinds heel lang hebben meegemaakt. We moeten nog een keer omkeren omdat een doorwading die op de kaart staan er niet is. Er is alleen een voetgangersbrug. Hoe slecht de wegen ook zijn, overal zijn dorpjes maar heel veel nieuw gebouwd wordt. We zien de traditionele huizen op palen, zowel vergane exemplaren als nieuwbouw en kamperen op een open plek langs de weg.
Het vervolg van de weg lijkt meer op een rivierbedding. We zijn blij als we gemiddeld 15 km per uur halen en als we in de tweede versnelling kunnen rijden definiëren we de weg als goed. De discussie in Nederland over 100 of 130 km op de snelweg is voor ons wel heel ver weg. Als we bij een brug komen die met behulp van subsidie van de EU in 2008 geopend is zien we dat een deel is weggeslagen. Met behulp van mannen die aan het werk zijn vinden we een geschikte plek voor een doorwading, dat gaat verder zonder problemen. We rijden iedere volgende brug heel voorzichtig over en kijken goed of hij pas aan de andere oever eindigt. We kijken ook waar eventuele doorwadingsplaatsen zijn. We komen door leuke traditionele dorpjes met bamboe huizen met rieten daken. Er zijn wel overal elektriciteitsmasten en grote satellietschotels. Er staat ook veel nieuwbouw tussen, waarschijnlijk betaald met geld van familie die in het buitenland werkt. In Viqueque kunnen we kiezen tussen de kortere route via Baucau waar we al geweest zijn of de langere door een mooi gebied via Same. Bij rondvragen is de consensus dat de weg via Same beter is; die kiezen we dus.
Wanneer we willen stoppen met rijden zien we een leuke weide en vragen bij het naastgelegen huis of we er kunnen staan. We worden hartelijk uitgenodigd, kunnen het bad en het toilet gebruiken; de dochter vindt het ontzettend leuk om met buitenlanders te kunnen praten. Margriet en Lou koken ieder hun eigen maaltijd; daarna eten we samen en proeven bij elkaar. De hele familie woont bij elkaar in vijf huizen op het terrein van de familie. Opa, oma, moeder, oom, twee kinderen en wat kleinkinderen. Plus varkens, kippen, koeien en honden. Het bad is een losse omheining buiten met een slang waaruit opgepompt water komt; de hele familie gebruikt het toilet in het huis van opa en oma. Lou, onze gastvrouw van 20, heeft 8 broers en zussen gehad, 5 broers zijn overleden. De oom is terug gekomen toen haar vader bijna een jaar geleden is overleden. Haar vader en ooms zijn/waren middelbareschoolleraar. De familie eet voor de TV. Lou heeft didactiek gestudeerd en coacht nou leraren. Een leraar verdient tussen de 400 en $600, een directeur $800. Bij een huwelijk moet de familie van de man 1000 tot 2000 dollar bruidsschat betalen. Daarna trekt de vrouw in bij de familie van de man, daarvoor blijven ze bij de familie van de vrouw. Wanneer de man elders gaat werken om geld te verdienen blijft de vrouw achter bij de familie.
Door mooi berglandschap met steile hellingen en gaandeweg betere wegen rijden we terug naar onze Airbnb in Dili. In Dili gaan we nog even naar de Tais Markt waar stoffen met geweven patronen verkocht worden. Ieder gebied in Oost-Timor zou zijn eigen patroon hebben. Er wordt gezegd dat het handwerk is dat op het platteland gemaakt wordt, maar we hebben er geen goed gevoel bij. We hebben nergens onderweg iemand bezig gezien met het maken van dit soort stoffen en krijgen ook geen duidelijk antwoord op de markt die verder vol hangt met made in China souvenirs. We kopen daarom niets. We rijden langs de kust naar het westen via de beste weg die we tot nu toe in Oost-Timor gehad hebben en kamperen aan het strand vlakbij de grensovergang met Indonesië. Af en toe komen even mensen bij ons kijken, Het is heel gezellig. De eerste bezoeker, een visser, blijft aandringen dat we bij hem in huis logeren in plaats van in onze eigen auto slapen, maar we slaan het aanbod af.
Indonesië – West Timor
We staan om half negen bij de grens tussen Timor-Leste en Indonesië, maar die gaat pas om negen uur open. Daarna zijn we binnen een uur de grens over. Voor het carnet zijn natuurlijk weer drie mensen nodig, de Australische verlenging is geen probleem. We rijden door naar Kefanenanu en vinden een hotel met parkeerplaats waar we overnachten. Het kost wat moeite om uit te leggen wat we willen, maar wanneer we duidelijk maken dat we willen betalen voor een kamer is het opeens allemaal prima.
De volgende ochtend gaan we naar de Maubesi-markt. Het is een levendige markt vol met lachende mensen die graag op de foto willen. Het zou de grootste textielmarkt van de omgeving zien zijn, maar daar zien we weinig van. Daarna gaan we door naar Oelolok, volgens Lonely Planet een weversdorp, maar we zien maar één vrouw weven. Het wordt een leuke ontmoeting waar al snel het hele dorp bij staat. Margriet laat bandjes zien die zij gemaakt heeft; de vrouw probeert het patroon te begrijpen. Helaas wordt er nauwelijks Engels gesproken en ook Google translate heeft er veel moeite mee. Daarna proberen we naar Temkessi te gaan, een traditioneel dorp. Er zijn twee routes die op de kaart niet veel verschillen, maar de route die we kiezen loopt vast op een aardverschuiving. Wanneer we de weg vragen ontstaat de gebruikelijke kakofonie van alle aanwezigen die met anderhalf woord Engels proberen iets duidelijk te maken. Er wordt een kaart getekend met de te nemen route. Als we die willen gaan rijden worden we op en zijweg gewezen. Achteraf blijkt dat die zijweg goed was om de aardverschuiving te vermijden, maar leidt naar een weg die zo slecht dat is we uiteindelijk om moeten keren. Wanneer we terug gaan vragen we bij het politiebureau naar de goede route. De politie gaat ons voor met zwaailicht en sirene om de juiste weg aan te wijzen. Het is de route waarvan we een tekening kregen. We gaan terug naar het hotel waar we de vorige nacht ook sliepen. Jan gaat er nog even op uit om naar een WA-verzekering te zoeken. Het blijkt dat in Kefanenanu geen verzekeringskantoor is en dat ook niemand een verzekering heeft. Ze begrijpen eigenlijk niet waar je naar zoekt. Verzekeringen hebben overigens vaak weinig om het lijf met een maximale uitkering van een paar duidend euro. Ve laten het daarom verder maar zitten.
De volgende dag doen we opnieuw een poging om naar Temkessie te gaan en hoewel de weg op sommige plekken nog steeds vreselijk slecht is lukt het nu wel. Het is een geïsoleerd plaatsje hoog in de bergen dat zo een openluchtmuseum zou kunnen zijn. Op verschillende plekken zitten vrouwen te weven. We klimmen naar boven en spreken met de koning en zijn familie waar we lunchen met lauwe rijst, lauwe taaie kip, lauw water en een blaadje sla. Daarna rijden we door naar Soe.
Vanuit Soe gaan we samen met een gids naar None, een vroeger koppensnellersplaatsje. De koning is aan het werk op het veld en de aanwezige vrouwen kunnen of willen weinig over de geschiedenis vertellen. Ze zitten er vooral met souvenirs. Daarna gaan we naar Boti. ook daar is de koning niet aanwezig, maar de ontvangst is uiterst vriendelijk met koffie en banaan. Het dorpje is net een openluchtmuseum, maar alle deuren zijn gesloten. We horen dat het tegen de cultuur is dat kinderen naar school gaan, dat gebeurt dus niet. Na het rondkijken gaan we naar de plek waar vrouwen zitten te weven. Margriet haalt ook haar werk tevoorschijn en het wordt weer een levendige uitwisseling van technieken. Voordat we weg kunnen moeten we nog even terug naar de vrouwen die ons ontvangen hebben; we moeten even gaan zitten. Even later blijkt er een warme lunch klaar te staan en omdat dit ons eerste bezoek aan Boti is krijgen we een geweven doek. De weigeren eerst, maar ze blijven aandringen.
Het is zondagochtend als we verder rijden naar Kupang. Voetgangers en mensen op brommers gaan in hun beste kleren naar de kerk. Bij de kerken staat op straat een tijdelijk bord “toeterverbod”. In Kupang gaan we eerst bij de ferry naar Flores kijken, die twee of drie keer per week vaart. We horen dat hij om twee uur vertrekt maar vol is. Over twee dagen worden vanaf tien uur kaartjes verkocht en wie het eerst komt maalt het eerst. Als we nog eens gaan praten blijkt dat we op standby kunnen wachten. We besluiten dat te doen. Na aflossing van de kaartverkoper gaan we nog eens praten. Hij spreekt wat Engels en na veel tellen en rekenen verkoopt hij ons een kaartje. Overal zitten mensen te wachten, er staan auto’s met paarden en kippen, er wordt volop eten verkocht. Na een forse onweersbui kunnen we om vijf uur de boot op. Uiteindelijk varen we rond zeven uur weg. Er zijn alleen harde stoeltjes, rijen matrassen en een vrijwel lege winkel. Alles is vies en de VIP-klasse onderscheidt zich niet van de rest. We hebben de meter achter de Dappere Dodo met succes verdedigd, zodat de achterdeur open kan en we het dak omhoog kunnen doen. Er nestelt zich een familie met kinderen op een mat achter Dappere Dodo. Door de hele boot hangen en liggen mensen op de grond. We zitten en slapen in Dappere Dodo en hebben waarschijnlijk de beste plek van de hele boot.
Indonesië – Flores
De overvaart duurt twee uur korter dan aangekondigd zodat we rond een uur of acht op Flores zijn. We rijden langs vulkanische bergen, rijstvelden en door jungle, op-en-top de tropen. De wegen zijn beter dan op Timor. We komen bij een resort waar we ook kunnen kamperen en dat een goed restaurant aan zee heeft. Het is tijd om te relaxen na het reizen van de afgelopen dagen. Samen met twee Nederlandse vrouwen maken we de volgende dag een snorkeltrip. Het koraalrif dat lang een van het mooiste van dit gebied was is in 1992 door een aardbeving verwoest, maar heeft zich goed hersteld. We hebben nog nergens zo’n variatie en zulk kleurrijk zacht koraal gezien. We snorkelen op twee plekken, eerst een vlak stuk daarna een stuk waar het koraal als het ware tegen een helling opstaat.
Bij huizen onderweg naar Sikka, een weefdorpje, zien we grote, felgekleurde graven op het erf. Het is de meest commerciële plek sinds lang. Zodra we stoppen komen van alle kanten de vrouwen met ikats aan en ze blijven aandringen ook nadat we er één gekocht hebben. Er is wel een mooie demonstratie. Er wordt een ad hoc openluchtmuseum opgezet waar alle fases van het maken van ikat worden gedemonstreerd. We gaan nog een keer terug naar ons fijne campingplekje met een candlelight dinner aan zee en ‘s middags snorkelen we nog direct vanaf de camping zo naar het koraal.
Wuring, op de weg naar het westen, is een klein islamitisch vissersplaatsje waar vroeger huizen op palen stonden. We zien nog een paar van zulke huizen. Een visser opent trots zijn koelbox om ons de gevangen tonijn te laten zien. Een motorrijder op een stokoude motor stopt om ons te bekijken en een man zaagt met een boomzaag balken af waarmee hij een vissersboot bouwt. Via een smalle weg die door de bergen slingert rijden we verder naar Moni. Je moet geweldig blijven opletten omdat voortdurend scholieren, varkens, geiten, kippen, honden of brommertjes voor je wielen kunnen schieten. Eén keer kunnen we met een ruk aan het stuur en toeteren een aanrijding met een wegrijdend brommertje ternauwernood voorkomen. Ook komen voortdurend auto’s half op de verkeerde weghelft uit onoverzichtelijke bochten en kunnen op de meest onverwachte plaatsen diepe kuilen in het wegdek zitten.
Een van de highlights van Flore is Kelimutu National Park. We wandelen naar de drie kratermeren waarvan er twee een felblauwe kleur hebben. Overal in het park zien we troosteloze handeltjes van vrouwen met snoep en koffie. Over ieder hek hangt een rijtje ikats voor de verkoop in de zon te verkleuren.
We rijden zo’n 180 kilometer naar het westen, een flinke klus over de bergachtige wegen van Flores. We gebruiken nogal wat tijd in Ende voor boodschappen en diesel: een tankstation heeft geen diesel, de andere is twee auto’s voor ons leeg. gelukkig staat er al een tankauto met nieuwe voorraad te wachten, maar het kost wel tijd. We proberen weer brood te kopen en hoewel het deze keer niet beschimmeld is ruikt het zo onaantrekkelijk dat we het direct weggooien. We eindigen bij Rakalaba, een prachtige plek met een fantastisch uitzicht over het dal en een vulkaan. Dat we in vulkanisch gebied zijn merken we ook aan de zwavellucht die we soms ruiken als de wind even opsteekt. De vulkaan ziet er aan één kant zwart uit. We denken eerst dat het van de vulkaan komt, maar we horen dat er enkele weken eerder een grote brand geweest heeft die een volledig dorp heeft verwoest. Mensen uit deze buurt die op Java of Kalimantan werken hebben hun baan opgezegd en zijn teruggekomen om te helpen met het herstel van de huizen van hun familie. We lopen naar Bena en Luba, twee traditionele dorpen met bijzondere huizen van hout met puntdaken en een soort parasols. De bewoners zijn officieel katholiek, maar mengen dit met traditionele rituelen. Achterin een vrachtwagentje rijden we weer terug naar de kampeerplaats. Niet erg comfortabel maar beter dan twee kilometer omhoog klimmen.
We zijn van plan om nog een dag langer in Rakalaba te blijven, maar onze voorraad rupiah’s laat dat niet toe. We kunnen niet met creditcard betalen en geen dollars of euros wisselen. We hebben ook geen zin om een keer heen en weer te rijden naar de stad. Als eerste nemen we in de stad 2,5 mln rupiahs op (ongeveer €160) en rijden dan verder naar Ruteng. De weg wordt beter, maar blijft wel ontzettend kronkelen en stijgen en dalen. In Ruteng laten we eerst een tropische regenbui over ons heen komen en gaan dan nog even naar de grote, ondergrondse markt.
De volgende dag worden we door OpenStreetMap op het verkeerde been gezet: een weg die als secundair is aangegeven blijkt een track te zijn die zelfs met een 4 bij 4 nauwelijks begaanbaar is. Ook merken we dat de beroemde spinnebwebrijstvelden op de verkeerde plaats staan aangegeven als we er 10 km voorbij zijn. We besluiten om niet meer heen en terug te rijden. In Labuan Bajo regelen we een Komodo-trip en kijken we hoe de ferry naar Sumbawa gaat. De elektriciteit is er uitgevallen waardoor pinautomaten niet werken en we dus geen geld kunnen pinnen dat we nodig hebben voor de trip. Gelukkig vinden we er uiteindelijk eentje die het wel doet. ‘s avonds kijken we achter een bier naar de zonsondergang over de zee met de eilanden in veel tinten grijs op de achtergrond. We horen overal de generatoren en de oproep tot het gebed vanaf de moskee. We bedenken dat we geen naam of telefoonnummer hebben van het reisbureautje waar we de Komodo-trip geboekt hebben, maar het loopt allemaal prima. We worden de volgende dag stipt op tijd van het hotel opgehaald en de eigenaar van het bureautje begeleidt ons persoonlijk naar de boot. We hebben kans gezien om de enige privékamer die de boot heeft te reserveren, fijn voor de privacy en om je spullen weg te leggen. Het Indonesische eten is uitstekend. Alle andere toeristen slapen op matrassen of het dek of in het ruim. We gaan naar twee snorkelplekken, de eerste met prachtig koraal en de tweede met grote vissen die soms zelfs de indruk maken agressief tegen je aan te zwemmen om je uit hun gebied te verjagen. De beloofde mantaroggen zien we niet. Tegen de avond beklimmen we nog een berg op een van de eilanden om de zonsondergang te zien. We beginnen de tweede dag van de trip met een bezoek aan Komodo-eiland om de beroemde komodovaranen te zien. Het is een beetje een teleurstelling: er loopt een volwassen beest in het wild en verder liggen er een paar naast het restaurant. We worden er vrij snel doorheen geleid en daarna gedropt bij de souvenirs. Daarna gaan we nog een keer snorkelen, weer op een prima plek met mooi koraal en veel vissen. ‘s middags gaan we naar Rinca-eiland, weer om varanen te bekijken. De situatie is een beetje hetzelfde als ‘s ochtends: volwassen beesten die liggen te slapen tegen de gebouwen aan en een enkel jong, rondlopend beest. Toch was het al met al een uitstekende trip, hoewel de gidsen nog heel wat moeten leren. We hadden Dappere Dodo bij het hotel op straat geparkeerd; hij staat er nog net zo als we hem achterlieten.
Indonesië – Sumbawa en Lombok
We zijn vroeg op en zijn om zes uur bij het ticket office voor de ferry van Flores naar Sumbawa. Tickets kunnen alleen gekocht worden op de dag van afvaart dus we willen vooraan in de rij staan. Het ticketkantoor gaat om zeven uur met enige moeite open: er is een nieuw slot geïnstalleerd en niemand heeft de sleutel zodat het met grof geweld moet worden opengetimmerd. Ons wordt verzekerd dat we mee kunnen, maar als we alle vrachtwagens die blijkbaar toch al een ticket hadden de boot zien op rijden terwijl wij moeten wachten wordt het toch even spannend. Uiteindelijk gaan we als voorlaatste auto de boot op. De boot is een prachtig tafereel van Indonesisch leven: vrouwen die kleintjes hebben uitgespreid met etenswaren erop ergens midden op het dek, mannen die op het dak van een auto zitten te kaarten of liggen te slapen. Wij hebben waarschijnlijk zonder het te weten een duurder kaartje, want we worden direct naar de VIP class (ahum) doorverwezen. Het verschil met de standaardklasse is dat de stoelen iets minder gammel zijn. Ook is er een niet werkende airco. We zijn om kwart voor vijf van de boot af zodat het nog lastig wordt om voor donker een goede plek te vinden, maar uiteindelijk staan we op een voetbalveldje aan de grote weg. Een echtpaar uit de buurt komt even kijken. Zoals we vaker meemaken in Indonesië blijven ze staan en staren naar wat we doen zonder iets te zeggen. De wegen op Sumbawa richting Lombok zijn een stuk beter dan die van Flores en Timor en ook de winkels zijn georganiseerder. Onderweg stoppen we bij een traditioneel vissersdorpje met huizen op palen waar we weer eens met een stel giebelende scholieren op de foto moeten. We eindigen bij een vervallen resort met zwembad aan zee waar we gratis kunnen overnachten als we eten in het restaurant. Dat doen we en dat is geen verkeerd besluit.
De overvaart tussen Sumbawa en Lombok gaat verbazingwekkend soepel. Om tien uur komen we aan, om kwart over tien staan we op de boot, om kwart voor elf varen we en om twaalf uur zijn we aan de overkant. We rijden naar Senaru in het noorden van Lombok. We horen dat er in augustus 2018 een grote aardbeving geweest is die 90% van de huizen verwoest heeft. Er wordt volop gebouwd en we zien nog veel schade. Er zijn nauwelijks toeristen. We wandelen er naar een hoge waterval.
Samen met een gids bezoeken we de volgende dag een traditioneel dorp en wandelen we langs de rijstvelden. Het dorp bestaat uit zo’n honderd huizen van bamboe met grasdaken waarin vaak vier generaties wonen. Het zijn huizen zonder ramen en zonder schoorsteen waarin binnen gekookt wordt zodat de hele boel vol rook hangt. Het bed van de ouders staat naast de ingang, dat van de dochter erachter, zodat de ouders de dochter kunnen bewaken De grootouders slapen op uitrolbare matrassen op de vloer. Her en der ligt rijst te drogen. Er zijn speciale opslagplaatsen voor kleefrijst die met meer moeite wordt gekweekt en alleen bij bijzondere gelegenheden wordt gebruikt. Hoewel de mensen allemaal moslim zijn hebben ze ook nog veel traditionele ceremonies. We zien een oude vrouw met een enorme vijzel slepen en oma op de kleinkinderen passen. op een rijstveld is een tante van de gids aan het werk. We gaan er even buurten. Ze zit er de hele dag van zonsopgang tot zonsondergang om de vogels (die wij nog nauwelijks gezien hebben) weg te jagen. Ze heeft gekleurde plastic strips met flesjes eraan over het veld gespannen waar ze mee rammelt als er vogels komen.
Cultuurschok (B1905)
Terug in de Northern Territories
We zijn begonnen aan ons laatste stukje Australië. Kakadu National Park is de laatste grote bezienswaardigheid, verder is het regelen van de overtocht naar Timor-Leste van Dappere Dodo, onderhoud aan Dappere Dodo en wachten. We zijn de laatste weken sneller gegaan dan daarvoor: de regentijd breekt aan en we willen in elk geval in Kakadu geweest zijn voordat wegen onbegaanbaar worden of de cyclonen komen. Bovendien kunnen we door de temperatuur (iedere dag 42 graden) maar een paar uur per dag echt actief zijn, dat bevalt ook niet echt.
We wandelen in de koelte om zes uur ‘s ochtends in the Hidden Valley bij Kununurra, een prachtige omgeving in het lage zonlicht. Op de camping zien we een Tawny Frogmouth, een vogel die zoveel op een tak lijkt dat is nauwelijks mogelijk is hem te onderscheiden wanneer hij in een boom zit. We overnachten aan Lake Argyle en rijden daarna naar Katherine. De enige geplande bezienswaardigheid, de oude doorgang door de Victoriarivier staat droog. De Katherine-kloof is mooi, maar niet zo mooi als de kloven die we in West-Australië gezien hebben. Onderweg naar Litchfield National Park komen we door gebied met steeds meer bomen en ook de zogenaamde cathedral termietenheuvels. Zien er uit als op elkaar gestapelde bollen die wel vijf meter hoog en vijftig jaar oud kunnen worden. in het park zien we ook magnetische termietenheuvels die allemaal perfect noord zuid staan. We kamperen bij een waterhole die gevuld wordt door een grote waterval waar het fantastisch zwemmen is en wandelen door het moesonbos.
We hebben geprobeerd een afspraak te maken voor de 300.000-km-beurt van Dappere Dodo in bij Toyota in Darwin, maar voor de eerste keer sinds we op reis zijn lopen we tegen een Toyota-dealer aan die onderhoud aan buitenlandse auto’s weigert. Via de LandCruiser Club Darwin vinden we een prima in LandCruisers gespecialiseerde garage. De waterpomp en bussen worden vervangen en er worden nog een paar andere dingen gevonden die moeten worden opgelost. Hij moet in topconditie zijn voor we hem naar Azië verschepen. Het betekent wel dat het ongeveer anderhalve dag duurt voor het klaar is en het een vermogensdelict wordt. We zitten een groot deel van de eerste dag in de lokale bibliotheek met airconditioning en internet. De tweede dag kunnen we een auto lenen van de garage waarmee we gaan we naar Darwin gaan om afspraken over verschepen naar Timor-Leste te maken.
Kakadu National Park en Arnhem Land
We rijden over de Arnhem Highway (bij ons zou dat de A50 heten) richting Kakadu National Park en Arnhem Land. Arnhem Land ten oosten van Kakadu is het grote, meest oorspronkelijk Aboriginal-gebied van Australië. Je moet een permit hebben om erin te mogen, We beperken ons tot Oenpella, net over de grens omdat daarvoor een permit direct wordt afgegeven, terwijl het voor andere gebieden tien dagen duurt en soms geweigerd wordt. De grensrivier zou vol met krokodillen zitten en we zijn gewaarschuwd om alleen bij laag water over te steken, maar het stelt allemaal niet zoveel voor: we zien geen enkele krokodil en de doorwading is niet dieper dan een plasje na een regenbui. Het is een mooie route, maar we mogen onderweg niet stoppen. In de plaats zelf mogen we alleen naar het Art Centre en de directe omgeving. De getoonde kunst is erg duur en niet heel bijzonder, maar het is wel leuk om de vrouwen buiten aan het werk te zien, hoewel de dingen die ze maken erg simpel zijn.
Kakadu National Park is het grootste park van Australië en een Aboriginal-gebied waar al 65.000 jaar mensen wonen. In Ubirr en Nourakgie zijn de mooiste rotsschilderingen die we in Australië gezien hebben. Bij gebrek aan goedgevulde winkels en lekkere restaurantjes vieren we de verjaardag van Margriet op een sobere manier. ‘s middags maken we de Yellow River Cruise die door een Aboriginal-gids geleid wordt. Nu zien we volop krokodillen en ook allerlei nieuwe vogels in het mooie landschap. Tijdens de boottocht hebben we voor het eerst sinds lange tijd wat serieuze regen. In het cultureel Aboriginal center bij Cooinda is een mooie tentoonstelling met veel over de geschiedenis en het gebruik van de natuur van de Aboriginals waar Margriet nog een aboriginal-armbandje maakt.
Darwin
We beginnen in Darwin met de voorbereidingen voor de overgang naar Oost-Timor. Het verschepen van Darwin naar Dili is berucht: niet alleen vertrektijden verschuiven, maar in de vaste driehoek Darwin-Dili-Singapore wordt Dili soms overgeslagen en wordt soms opeens eerst Singapore en daarna pas Dili aangedaan. Ook kan de boot dagen moeten wachten in Dili, omdat maar één schip tegelijkertijd in de haven kan aanleggen.
We leggen de verschepingsdatum vast, maken een afspraak voor het laden van de container, laten het carnet afstempelen, boeken een vlucht en reserveren accommodatie in Dili en Darwin. Daarnaast regelen we kleinere zaken als het wassen van de auto, het wassen van alle kleding en het aanvullen van de voorraden.
De dag erna krijgen we een bericht dat de boot drie tot vier dagen later zal vertrekken. Grrr. Omdat we de accommodatie en de vlucht al helemaal geregeld hebben verschuiven we de datum dat we de auto brengen niet. Na een allerlaatste tripje naar een vogelgebied waar niet veel te zien aan het einde van de droge tijd
leveren we Dappere Dodo af bij de verschepingsagent. We kunnen hem zelf in de container rijden en de container afsluiten. Er arriveren nog veel andere auto’s die in containers naar Dili moeten. Daarom hebben we redelijk vertrouwen dat de verscheping min of meer volgens de beloofde tijd en route zal verlopen. Daarna gaan we naar een Airbnb. Het is een prima plek dicht bij het centrum. Darwin blijkt mooie street art te hebben, maar verder is er weinig te beleven. We gaan wel naar de laatste Mindil Market van het jaar, een markt met vooral etenskraampjes. We scoren een Indonesisch diner en een toetje van gemengd fruit dat we opeten op het strand bij de zonsondergang. Het kan minder.
Na bijna 9 maanden zit Australië erop.
Aboriginals
Gedurende de hele reis door Australië hebben we geprobeerd ons een beeld te vormen van Aboriginals in de hedendaagse Australische samenleving. We zijn naar culturele centra geweest, hebben Aboriginals en Australiërs die werken met Aboriginals gesproken, maar ook de uitwassen gezien van in de steden rondzwervende alcoholisten met als belangrijke vraag: hoe zien Aboriginals zichzelf in de toekomstige Australische maatschappij.
De Aboriginal-cultuur is de langstdurende continue cultuur op aarde die wel 65.000 jaar terug gaat. Na de kolonisatie werd Aboriginal-land in beslag genomen en is door de Engelsen geprobeerd de Aboriginals te laten assimileren in de westerse maatschappij. Kinderen werden weggehaald bij de ouders en in westerse gezinnen opgevoed.
Iedere stam heeft zijn eigen “dreamtime stories”. Aboriginals geloven dat in de scheppingstijd geesten in allerlei vormen door het land trokken en de bergen, rivieren en het verdere land vorm gaven. De geesten konden allerlei vormen aannemen, bijvoorbeeld van rupsen of slangen. Sommige geesten trekken ook nu nog rond. De scheppingsverhalen worden van generatie op generatie doorgegeven. Bepaalde verhalen mogen alleen de mannen horen en bijbehorende rotstekeningen mogen vrouwen en kinderen niet zien; zulke tekeningen mogen dan ook niet gefotografeerd worden. Volgens het dreamtime-verhaal was de geest die het gebied bij het hedendaagse Cairns schiep een slang die in Serpentine Kloof woont. De Aboriginals vermeden de kloof, maar als ze heel dringend water nodig hadden gingen ze erheen. Ze lieten hun wapens achter en zongen bepaalde liederen om de geest tevreden te stellen, zodat ze veilig konden drinken. Hoewel Aboriginals vaak Christenen zijn hangen ze in veel gevallen ook nog hun traditionele geloof aan. Aboriginals geloven dat hun voorouders de wereld geschapen hebben. De aarde was plat en leeg. Toen zijn ze uit de grond gekomen en hebben de bergen , rivieren, dieren, etc. gemaakt. Daarna zijn ze weer te ruste gegaan. De moeder bepaalt van welke voorouder haar kind afstamt (bevallingen zijn een zaak van de moeders, vaders mogen niet aanwezig zijn). Dat kind wordt dan een bewaarder van hetgeen deze voorouder geschapen heeft. De bewaarder van bijvoorbeeld de mangoboom voert rituelen uit die goed zijn voor de mango-oogst. Dat gebeurt nog steeds. Ingewikkelde regels wie met wie mag trouwen voorkomen inteelt.
In Hermannsburg spraken we met de (blanke) man bij de receptie van het museum van de missie over de situatie nu. Van de 120 arbeidsplaatsen in Hermannsburg worden er 60 door Aboriginals bezet, ongeveer 200 Aboriginals met een arbeidzame leeftijd krijgen een uitkering. De schoolsituatie is een serieus probleem: van de 200 leerplichtige kinderen gaan er gemiddeld 120 naar school, sommigen altijd, sommigen meestal en sommigen zelden. Deze kinderen worden niet door ouders gestimuleerd en worden met dwang naar school gebracht. Dit leidt tot conflicten tussen de kinderen die wel en de kinderen die niet willen leren. Het basisverschil in denken tussen westerlingen en Aboriginals is dat de laatsten bij de dag leven en niet nadenken over wat morgen nodig is, iets wat we bij vergelijkbare culturen in Afrika ook gezien hebben. Dat is te begrijpen vanuit hun historie: het heeft geen zin om een kangoeroe voor morgen te vangen, die is dan toch niet goed meer. Geld wordt meteen opgemaakt, vaak aan tabak en junk food, terwijl het traditionele dieet heel gezond was. Diabetes is een serieus probleem. De arbeidsmoraal is anders is dan we gewend zijn. In de lokale supermarkt kunnen Aboriginal-medewerkers rustig een paar dagen wegblijven, omdat ze vinden dat ze andere prioriteiten hebben. Er zijn acht Aboriginals in dienst met een budget voor vijf. In het verleden zijn van de Aboriginals traditionele rechten afgenomen. Hiervan is veel hersteld, onder andere eigendom van de grond, maar door deze historie is het lastig om een balans tussen rechten en plichten voor de Aboriginals te vinden, een situatie die nauwelijks verandert. Wat de situatie ook niet eenvoudiger maakt is dat een Aboriginal geen gezag aanvaardt van een Aboriginal van een andere clan (familie). Ook om deze reden zijn managementfuncties bijna altijd in handen van westerlingen. Aboriginals voorzien in hun levensonderhoud in de grote Aboriginal-gebieden in de Outback door werk op cattle stations en in de mijnbouw. Er zijn ook mensen in deze gebieden die nog nooit een blanke gezien hebben.
In de steden in het noorden hangen op straat veel Aboriginals zonder duidelijk doel rond. Het zijn grofgebouwde mensen met veel onregelmatige, soms bijna wat verminkte gezichten die er vaak onverzorgd uitzien. Er zijn allerlei maatregelen tegen alcoholisme: bij de deur van de lokale slijterij staat een politieagent geposteerd die het identiteitsbewijs van iedere bezoeker wil zien. Bij het afrekenen moet het identiteitsbewijs nog een keer getoond worden. De hoeveelheid per persoon is beperkt en bij de kassa hangt een lijstje plaatsnamen. Mensen uit deze plaatsen mogen niets kopen. Bijvoorbeeld Tennant Creek heeft een grote Aboriginal-bevolking. Zoals overal in Australië is alcohol alleen in “bottle shops” te koop. De verkoop is van 16:00 tot 19:00 en de winkelbaas staat met een stopwatch klaar wanneer de verkoop mag starten. Verkopen gebeurt via een loket waar je één ding mag kopen, dus óf bier óf wijn, nadat een kopie van je identiteitsbewijs gemaakt is. Klokslag vier uur staat ar al een rijtje vooral Aboriginal mannen te zwaaien met een identiteitsbewijs en geld.
Wat steeds terugkomt is dat cultuur een plaats krijgt en behouden blijft en dat het nationale trauma veroorzaakt door de pogingen van de kolonisten om de Aboriginal-cultuur helemaal uit te roeien verwerkt wordt. We horen steeds over de blijvende relatie met de natuur: “zelfs als je de grootste misdadiger de natuur in stuurt is hij ogenblikkelijk weer verbonden. We ontmoeten Aboriginals die succesvol zijn in “westerse” banen of een eigen bedrijfje hebben in de toeristenindustrie, maar ook mensen die met een uitkering een marginaal bestaan leiden. Het is zoeken naar een balans: liever het westerse comfort met smartphones en airconditioning dan het traditionele leven, maar daardoor ook veel meer diabetes die weer verdwijnt als mensen naar de traditionele omgeving terugkeren. Door de historisch andere manier van leren zijn Aboriginal-kinderen ook vaak minder succesvol op school.
Timor-Leste achtergrond
Timor-Leste is het oostelijke deel van het eiland Timor, het westelijke deel is Indonesisch. Tot 1975 was Timor-Leste een verwaarloosde Portugese kolonie. Toen Portugal zich na de anjerrevolutie zich snel uit al zijn koloniën terugtrok werd het door Indonesië bezet. De Verenigde Staten en Australië ondersteunden de bezetting waarvoor weinig internationale aandacht was tot de massamoord in 1999 tijdens een vreedzame demonstratie op en kerkhof in Dili die alle internationale media haalde. Uiteindelijk werd een referendum gehouden waarbij 80% van de bevolking voor onafhankelijkheid koos en niet voor aansluiting bij Indonesië. In de periode van de bezetting kwamen 200.000 mensen om, bijna een kwart van de bevolking. Het verklaart waarom Timor-Leste zo’n jonge bevolking heeft.
De voornaamste inkomstenbron is olie, daarnaast wordt in de bergen koffie verbouwd. De olie heeft geresulteerd in een overheidsapparaat dat in tien jaar tijd vertwintigvoudigde. Voor zover wij zien is de overheid de enige grotere werkgever. Op het platteland heerst nog veel armoede: een dag werken op een koffieplantage levert nog geen vier dollar op.
Dili
De vlucht naar Dili verloopt probleemloos, maar het verschil met Australië is enorm. Het is opvallend hoe vriendelijk en behulpzaam de mensen zijn, wat dat betreft concurreert het land met Iran.De taxi heeft op voorruit een brede strook tegen de zon en verder nog vier spiegels en wat knuffels, zodat er nauwelijks ruimte is om door de voorruit te kijken; hij valt bijna ellende uit elkaar. We gaan weer naar een Airbnb, een ruime, schone plek, maar de bij elkaar geraapte meubelen moeten toch even wennen na de luxe van Australië. Dili is niet zo groot, dus het meeste is te lopen. Als we verder willen gaan we met een Microlet, een klein Japans busje dat volgens en vaste route rijdt. Alles gaat in Amerikaanse dollars en de prijzen in de supermarkt zijn best hoog, zelfs in vergelijking met Nederland.
We gaan als eerste achter het visum voor Indonesië aan. Bij de ambassade krijgen te we horen dat alleen visa verstrekt worden als we een sponsor hebben, maar er is een oplossing: we krijgen van de ambassade een kaartje mee van een reisbureau dat sponsorbrieven uitgeeft voor $50 per persoon. We waren zelf al op zoek geweest naar een sponsor omdat we wisten dat visa in Dili lastig waren en als we bij ons appartement terugkomen vinden we een e-mail van een vriend uit Eindhoven die ook een sponsor geregeld heeft. Bij de Indonesische ambassade krijgen we nu te horen dat we ‘s middags terug moeten komen om een aanvraagformulier te krijgen en dan dat we de volgende ochtend moeten terugkomen om het in te leveren. Het lijkt er nu wel op dat de documenten in orde zijn. Een speciale eis voor het visum is dat pasfoto’s een rode achtergrond moeten hebben. Iedere copyshop heeft dus wel ergens een rode doek hangen. Een foto wordt met een telefoon gemaakt, met een fotobewerkingsprogramma wordt de achtergrond mooi egaal gemaakt de foto’s worden naast elkaar gezet afgedrukt en geknipt en klaar is Kees. Eindelijk wordt onze visumaanvraag geaccepteerd.
Tussendoor gaan we naar de verschepingsagent. De aankomst van de auto ziet er nog steeds goed uit. Er zijn geen wachtrijen in de haven en de boot lijkt op tijd uit Darwin te vertrekken. Daarna laten we alvast het carnet stempelen. We krijgen nog geen tijdelijk invoerbewijs om de definitieve documenten van de verscheping er nog niet zijn. Voor het stempelen van het carnet komen we in allerlei kantoortjes vol met mannetjes die allemaal niks doen. We belanden in een bouwvallig en vies gebouw waar in een paar kamertjes in een hoekje nog wat mensen zitten. De gordijnen zijn dicht en de verlichting is uit. Als we een formulier moeten invullen worden we met een telefoon bijgelicht. We gaan weer achter papieren aan om de auto vrij te krijgen. Het is een hoop kastje naar de muur: van de douane in de stad naar de agent naar de douane in de haven naar de agent naar de douane in de haven naar de douane in de stad. We krijgen alle benodigde papieren, maar het wordt na het weekend eer we de auto krijgen omdat de douane in het weekend niet werkt. We proberen daar nog onderuit te komen, maar dat lijkt niet te lukken: de commandant bij de douane die we moeten hebben is om kwart over vier met weekendverlof. Tenslotte sluiten we na serieuze prijsonderhandelingen een autoverzekering af.
We vinden uit waar we boodschappen moeten halen. De winkel die een dag eerder geen groente en fruit had heeft dat nog steeds niet. We dachten dat het kwam omdat het zondagmiddag was, maar het blijkt dat ze gestopt zijn met de verkoop omdat de koeling kapot is; ze hebben wel prima brood. Op de Taibesi-markt, de grootste markt van Dili zijn volop tafeltjes met lokale groenten en fruit. Andere supermarkten hebben weer een ander assortiment (als het niet op is) en er is een (duur) marktje met meer keuze bij de grote hotels. Op Timor Plaza, de grootste shopping mall van het land zijn voornamelijk telefoonwinkeltjes en ook een supermarkt maar zeker niet de beste.
Wanneer je loopt moet je ontzettend uitkijken voor gaten in de trottoirs, overhangende bomen en putdeksels die ontbreken. We komen langs talloze mannetjes die de hele dag bezig zijn een paar kranten, wat pakjes sigaretten en wat telefoonkaarten te verkopen. Het verkeer is redelijk vriendelijk, maar ook eigenaardig: van sommige straten is duidelijk aan het verkeer te zien dat het een richtingsverkeer is, maar nergens staan borden om dat aan te geven; je moet ook niet vertrouwen op de pijlen die op de weg geschilderd zijn. Wanneer we aan een lokale inwoner vragen hoe we dat kunnen zien zegt zij dat niet te weten maar raadt aan gewoon met de stroom mee te rijden.
Daarna gaan we naar het Verzetsmuseum met het indrukwekkende verhaal van de onafhankelijkheidsstrijd van Oost-Timor dat na het vertrek van de Portugese kolonisten 25 jaar bezet werd door Indonesië.
Al met al zijn we ruim een week in Dili om de papieren te regelen. Hoewel we minder kunnen doen dan we zouden willen heeft het ook best zijn charme om er even te “wonen” en de stad en mensen beter te leren kennen.
De hitte in (B1904)
Dit deel van de reis staat in het teken van de overgang van winter naar zomer en van de op handen zijnde regentijd met bijbehorende cyclonen. Het reistempo ligt hoger dan we gewend zijn, omdat we nog zoveel mogelijk van het noorden willen zien voor wegen onbegaanbaar worden. We beginnen ook stiekem uit te kijken naar de culturele verschillen van Azië. Australië is en blijft prachtig, maar wordt op een gegeven moment meer van hetzelfde prachtig.
Naar Perth
Onderweg naar Perth komen we langs Lake Camden. Lake Camden is een van de weinige plaatsen op de wereld waar thombolieten te zien zijn. Ze zien er uit als stenen maar het zijn in feite heel primitieve micro-organismen die lijken op de eerste levensvormen op aarde en die overleven in omstandigheden die andere organismen niet prettig vinden. We willen een wandeling maken vanaf dezelfde plek, maar voelen ons niet prettig bij de parkeerplaats met veel gebroken glas en bordjes met Diefstalwaarschuwingen, de eerste keer in Australië. Voor de deur van een “cellar” (waar wijn verkocht wordt) vlakbij staat hij wel goed.
Perth hebben we snel bekeken. We lopen naar Kings Park met een goed verzorgde botanische tuin en wandelen daarna wandelen nog wat in de stad. We hebben daarna een gezellige avond bij Steve en Angela. Steve hebben we ontmoet in Rwanda waar hij alleen op de motor rondreisde. Nu woont hij permanent in Perth met Angela en twee kinderen. We gaan de volgende ochtend met de familie naar het strand waar we eerst gezamenlijk ontbijten. We denken weer aan de tijd dat onze eigen kinderen klein waren als we zien hoe één kind van twee voortdurend alle volwassenen voor 100% kan bezig houden. We belanden ‘s avonds op een camping die vooral voor senioren bedoeld is met voor de clubleden activiteiten als bingo en zang. We willen natuurlijk direct blijven…
We hebben contact gelegd met de LandCruiser Club Western Australia en worden prompt uitgenodigd om mee te gaan op een tour. Het is een klasse 1 tour; dat wil zeggen in een konvooi achter elkaar aan rijden over voornamelijk asfaltwegen en verder goede gravelwegen. Het is wel gezellig tijdens de pauzes. De cultuur is duidelijk anders dan in Nederland. We krijgen van tevoren te horen dat in geval van een calamiteit alleen de leider het voor het zeggen heeft en de rest zich er niet mee moeten bemoeien tenzij er om gevraagd wordt. In Nederland zou iedereen zijn mening geven. De LandCruiser club van Western Australia is de meest actieve van het land met iedere week minstens een toer, een maandelijkse bijeenkomst en een eigen tijdschrift.
Fremantle is een voor Australische begrippen aardige stad met veel Victoriaanse gebouwen. Daar gaan we naar het Shipwreck Museum waar een deel van de romp van de Batavia, een VOC-schip dat op de klippen is gelopen aan de West-Australische kust, is opgebouwd en waar ook nog veel spullen te zien zijn die in verschillende VOC-schepen zijn gevonden.
De westkust
In Cervantes gaan we naar Mike en Lyn die we ontmoet hebben in de Stirling Range en die ons dringend gevraagd hebben te bellen als we in de buurt van Cervantes komen. Mike is jarenlang gids geweest in een beroemd natuurgebied, de Pinnacles, een verzameling van kalksteen rotspunten die door een combinatie van ijstijden, bosbranden en verplaatsing van duinen zijn ontstaan. Samen met Mike maken we ook een wildflower met veel verschillende soorten orchideeën.
Onderweg naar het Kalbarri National Park stoppen we bij een roze meer. De kleur komt van een alg die bètacaroteen produceert. We gaan de volgende ochtend eerst naar een dagelijks evenement in Kalbarri: pelikanen voederen. Er staat een serieuze groep mensen te wachten en er komen zegge en schrijve twee pelikanen opdagen. Ze zijn wel keurig op tijd. Daarna halen we gas. Door het soort tank dat we hebben gaat er weer niet meer dan ruim een kilo in, maar dat is genoeg voor twee weken koken; geen probleem, er zijn zoveel plekken waar je gas kunt kopen. Uitzichtpunten op de kliffen van Kalbarri doen denken aan de twaalf apostelen. Landinwaarts het park in zijn kloven waar de rivier zich prachtig door de uitgesleten bergen slingert. We kamperen op een parkeerplaats langs de weg in een mooie omgeving. Weer eens wat anders dan de caravan parks die er allemaal hetzelfde uitzien en waar we na een paar dagen vergeten zijn wat waar was.
Hier ligt de grootste vindplaats van stormatolieten ter wereld is vergelijkbaar met de thombolieten die we eerder zagen. Ook dit is heel primitief leven, zoals het eerste leven op aarde was, zo’n 3 miljard jaar geleden. Ze zijn heel belangrijk geweest voor de ontwikkeling van leven op aarde omdat ze fotosynthese doen waardoor zuurstof geproduceerd werd. Er zijn verschillende soorten die in lagen op elkaar leven in een soort symbiose met verschillende producten die ze opnemen en afscheiden. Ze kunnen overleven in de ongunstige omstandigheden die hier heersen met heel zout water, hoge UV-straling en getijden.
De dolfijnenshow in Monkey Mia is toeristisch maar wel grappig om te zien. Een grote groep toeristen staat klaar als ze om klokslag kwart voor acht aan komen zwemmen voor wat visjes. De volgende stop, het François Peron National Park is allemaal diep zand dus we verlagen de bandenspanning fors en rijden daarna probleemloos naar een prachtige plek op een camping aan de lagune.
De blowholes bij Quobba ontstaan doordat er gaten in de rotsen zitten waar het getij van het zeewater tegenaan slaat. Dat drukt water weg wat op andere plekken door gaten omhoog spuit als een soort fontein. Daar ontmoeten we Ali en Hendrik. Ali is een Australische die lang als backpacker door India, Europa en Zuid-Amerika gereisd heeft. Hendrik is Belg die met de auto door Afrika en ook Zuid-Amerika gereisd is. In Zuid-Amerika zijn Hendrik en Ali elkaar tegengekomen waarnaar ze samen verder getrokken zijn. We hebben al contact gehad voor we naar Australië vertrokken maar hadden ze nog nooit ontmoet. We krijgen een hoge stapels goede tips.
Onderweg naar Coral Bay rijden we de tropen weer in. Je kunt er vanaf het strand snorkelen. Het lijkt wel of we tussen een miljoen visjes zwemmen. We zien de meest bijzondere vormen koraal en allerlei soorten vissen. ‘s avonds gaan we uit eten; de seafood platter smaakt uitstekend met mosselen, oesters, grote garnalen, inktvis en nog meer.
Verder naar het noorden, in Ningaloo National Park, vinden we de beste snorkelplekken, vlak bij het strand met veel vis. In het driftgebied van Turquoise Bay kun je aan de ene kant het water instappen en je dan door de stroming naar de andere kant laten drijven terwijl je alles onderweg bekijkt. We beginnen ook meer ervaring te krijgen met onze snorkels die daardoor niet steeds meer de aandacht nodig hebben. Als we willen wegrijden doet het verklikkerlampje voor het open dak of de open deur dat we bij de ombouw hebben aangebracht voor het eerst dienst: We zijn na het omkleden vergeten het dak naar beneden te doen. We kamperen op een cattle station, een boerderij met een camping erbij. Er is een happy hour met een kampvuur waarbij verhalen over het cattle station verteld worden en dumper, een soort op Australische manier gebakken brood, wordt uitgedeeld. We douchen onder de houtgestookte douche. De douchekop is stijl Afrika: een emmer met gaatjes erin waarin met een slang water wordt gegoten.
De hitte in
Met het verlaten van de kust zitten opeens volop in de hitte met overdag temperaturen van 42 graden. Een maand geleden hadden we nog overdag de kachel aan. De groene weiden en gele koolzaadvelden van Victoria lijken alweer zo ver weg. Het betekent dat grotere wandelingen etc. direct na zonsopgang gedaan moeten worden: als de zon vier uur op is is het al te heet. Het wordt nu ook opeens belangrijk onze airconditioning te laten repareren. We hadden hem tot nu tijdens de hele reis maar twee keer gebruikt (de derde keer bleek hij het niet te doen), maar nu wordt hij hard nodig.
In Karigini National Park gaan we eerst naar het Oxen uitzichtspunt. Het is absoluut geweldig. Het is het oudste gesteente op aarde waarvan de oppervlakte te zien is. De volgende dag maken we een wandeling langs de Dales-kloof. We dalen erin af en zwemmen in een waterhole. Daarna lopen we in de kloof terug met veel klimmen over niveau 4 paden.
In Port Hedland zien we borden waarop een grote opruiming wordt aangekondigd voordat het cycloonseizoen aanbreekt. Het is een havenstad van waar ijzererts verscheept wordt. De hele dag zien we road trains, vrachtwagens met vier en soms zelfs vijf aanhangers. ‘s avonds lijken het slangen die door het land kruipen.
De Kimberley
Het landschap onderweg naar Broome, bekend van de kamelen op het strand, is redelijk groen maar varieert van volkomen vlak zonder bomen of struiken tot laag struikgewas. Helaas geen kameel te zien. We hangen een dag rond, kijken wat rond in het winkelcentrum en Jan gaat naar de kapper terwijl de airco gerepareerd wordt.
De weg richting Darwin is een mooie route met veel baobabs en termietenheuvels. Overdag wordt het weer 42 graden dus we zijn blij dat de airco het nu doet. Het landschap wordt gevarieerder met rotsen die plotseling uit het vlakke land oprijzen, droge rivierbeddingen en allerlei soorten bomen die er prachtig uitzien in het late zonlicht. We zien ontelbaar veel termietenheuvels en eindigen op een parkeerplaats langs de hoofdweg die een parkcamping had kunnen zijn. We proberen ons voor te stellen hoe het landschap eruit ziet als die brede, droge rivierbeddingen kolkende watermassa’s worden en als de vlaktes met peilstokken echt onder water staan.
In Wyndham kamperen we naast een 2000 jaar oude baobab. Direct na zonsopgang gaan we naar de vogeldrinkplaats op de camping. We zien een stuk of 12 nieuwe soorten, waaronder een gouldian finch, de beroemde vogel van deze plek. Onderweg verder komen we langs de Grotto, een waterhole waar je kunt zwemmen nadat je 144 treden naar beneden bent gegaan. Omdat we geen zin hebben in 144 treden omhoog bij deze temperatuur na het zwemmen laten we dat maar zitten.
Indruk
Western Australia is een aantrekkelijk deel van Australië. Het landschap is mooi en de contacten zijn afwisselender. De “grey nomads” die verder gaan dan de pendel Queensland in de winter – South Australia in de zomer zijn avonturiers naar Australische maatstaven en de discussie gaat verder “amazing”. Het leidt tot leuke contacten bij kampvuren en
“billie tea & dumpers” (Australisch thee met brood in de bush). Het valt ook op dat mensen er gezonder uitzien. Er is in elk geval minder overgewicht, maar er zijn nog wel veel tatoeages.
Volgende winkel over 1000 km (B1903)
Weer op weg
Na vijf maanden in Nederland gaan we verder met onze reis in Australië. De reis naar Melbourne verloopt voorspoedig. De enige onaangename verrassing is dat Dappere Dodo niet wil starten, hoewel we de accu’s hadden losgekoppeld. Ook de volgende dag start hij nauwelijks op, ondanks de 40 kilometer die we gereden hebben. Dat betekent nieuwe accu’s. Als eerste moet Dappere Dodo een onderhoudsbeurt krijgen en moet een lekkage in de versnellingsbak verholpen worden. We vertrekken naar de garage voordat de camping open gaat, maar hoewel ons gezegd is dat de slagboom automatisch opent doet hij dat niet. Nadat we met veel misbaar iemand van de receptie bereikt hebben blijken we voor de verkeerde slagboom staan: aan de rechter- in plaats van aan de linkerkant. Het linkse verkeer van Australië moet toch nog even wennen. Toen we de afspraak met de garage maakten was niet duidelijk of de hele reparatie binnen een dag mogelijk was. Helaas, de hele versnellingsbak moet uit elkaar; de totale klus wordt twee dagen Het betekent dat we een weekend lang in Melton zitten, een plaats waar diverse inwoners zelfs na lang aandringen geen enkele bezienswaardigheid weten te noemen, alleen het winkelcentrum. Het is zo’n HEMA-C&A-Etos winkelcentrum waar we snel uitgekeken zijn. Na het weekend blijkt dat ook de koppeling vervangen moet worden zijn we nog een dag onder de pannen. We worden die dag gebeld dat de geleverde koppelingsplaten verkeerd zijn. Ze vinden gelukkig nog de goede en op een gegeven moment zijn vijf mannen met onze auto bezig; zo zien we het graag (bij een vaste prijs althans).
Nu kunnen we eindelijk kilometers maken. Het stuk tussen Melbourne en Adelaide hebben we al bekeken voor we naar Nederland terugkeerden, dus we stomen in een keer op richting Perth. We beginnen een voorraad aan te leggen voor als we straks de Nullarbor in gaan, een gebied waar we dagenlang geen fatsoenlijke winkel tegen zullen komen. We staan twee nachten in Mount Remarkable National Park met prachtige eucalyptusbomen. Een minnetje is dat er door een steentje in het brood een stuk van een kies van Jan afbreekt, maar directe actie is niet nodig.
We vullen onze boodschappen aan in Port Augusta. Het heeft een outback sfeer en doet denken aan Alice Springs: rommelig en met rondhangende Aboriginals. We eindigen in Poochera, een plaatsje met enorme graansilo’s in the middle of nowhere.
De Nullarbor
Nadat we Murphy’s Haystacks, een verzameling grillig gevormde en mooi gekleurde stukken rots die als hooibergen in het land staan hebben bekeken en onze laatste verse groente gekocht hebben gaan we de Nullarbor in. We komen het iconische bord “laatste winkel voor 1000 kilometer” tegen en zien verderop het bord “oostelijke grens van het gebied zonder bomen” waarna we inderdaad nauwelijks bomen meer zien, alleen nog een soort fijnbosch. De overstekende kamelen waarvoor gewaarschuwd wordt zien we niet. Een belangrijke bezienswaardigheden is Head of Bight waar tussen juni en oktober vlak langs de kust walvissen te zien zijn. We zien inderdaad volop moeders met jongen. Ook landschappelijk is het prachtig met hoge duinen aan de ene kant en steile kliffen aan de andere. We wildkamperen een eindje van de grote weg af. We horen van verschillende kanten dat de quarantaineregels in Western Australia strenger zijn dan we gedacht hadden. Margriet slaat nog uitgebreid aan het koken om te zorgen dat we de ingeslagen groente toch mee kunnen nemen.
De volgende ochtend geeft de navigatie aan “over 705 km linksaf”. Op zo’n moment ben je toch blij dat je het niet met een traditionele landkaart uit moet zoeken. We rijden naar de grens met West-Australië en moeten door de quarantaineïnspectie. Onze wortels mogen we houden, maar een halve komkommer, een halve citroen en een verse krop sla zijn de klos. Als we verder gereden zijn vinden we nog een halve kool die we weg hadden willen gooien, dat valt dus weer mee. We komen langs de grootste golfbaan ter wereld: bij ieder roadhouse is een hole. We rijden ook over de langste rechte weg van Australië, bijna 150 kilometer; nu maar hopen dat het stuur het nog doet als we aan het einde zijn. De laatste ochtend in de Nullarbor begint wat rommelig omdat het lijkt alsof het gas op is. Daarom moet koffie- en theewater gemaakt worden met de biolight, een slim, klein houtkacheltje.
De uiteindelijke indruk van de Nullarbor is heel anders dan van de Outback: geen dorpjes die complete ecosystemen zijn, aangepast aan de omstandigheden met tankstations met een stoffige pomp, maar een asfaltweg met roadhouses met tankstations en bars en hotels die er precies zo uitzien als overal in de wereld.
Zuidwest Australië
In Fitzgerald River National Park zien we overal prachtige bloemen en maken een wandeling langs de baai. Er liggen veel dode vissen. De zee is fantastisch: we hebben zelden zulk blauw water gezien. Het begint steeds harder te waaien en als we terug gaan worden bijna gezandstraald. Op de camping draaien we de auto twee keer bij, om minder last van de wind te hebben. De helling van 25% direct na de camping neemt dappere Dodo uiteraard zonder enig probleem. Het weer veranderd ontzettend snel: het ene moment een bijna strak blauwe lucht en op andere momenten grijs en regen. De felgroene velden verbazen ons daarom niets. Ook rijden we voortdurend langs felgele koolzaadvelden.
De orchideeënrondrit in de Stirling Range voert langs ontelbare orchideeën en die op de meest onmogelijk plekken staan. Er zijn ongeveer 1500 verschillende soorten. Een ochtend met een gids helpt je wel anders naar bloemen en planten te kijken. ‘s avonds zitten we gezellig bij het kampvuur, voor het eerst sinds in Australië zijn. De volgende dag maken we een wandeling met twee ervaren vogelaars. Het is verbazingwekkend hoe ze kans zien om van een zwart voorbij vliegend vlekje te bepalen wat voor vogel het is.
De Tree Top Walk voert langs gigantische tingle bomen die wel 500 jaar oud en 70 meter hoog kunnen worden. Iedere keer als ze aangetast zijn komt een knoest of een nieuwe tak; bovendien holt na een brand vaak het binnenste uit zodat ze bijzonder karakteristieke vormen krijgen. De Gloucester Tree, een soort wenteltrap van pennen geslagen in een hoge boom naar een uitkijkplatform laten we maar zitten. We bereiken we de Indische Oceaan met lekker lenteweer: er zwemmen zelfs mensen in zee. Ook de volgende dag is het prachtig weer: ontbijten in de zon, shirts, hoeden en zonnebrandcrème.
Het Wardan Aboriginal centrum in Yallungup is een wat vreemd gebeuren: er is een op zich interessante tentoonstelling waar we kort worden rondgeleid door een vrouw die min of meer van de hak op de tak en in slecht verstaanbaar Engels stukken interessante historie uitleg over de noord- en zuidpool die iedere 8000 jaar van plaats wisselen, de Aboriginals die van de zuidpool komen en de allereerste mensen zouden zijn waar de Afrikanen vanaf stammen, walvissen die op het land geleefd hebben en nog meer. Plotseling is ze verdwenen. Er staan ook extra excursiemogelijkheden: buiten met een prijs van AUD 25 per stuk, binnen voor 10. We zien er maar vanaf.