Op weg in Azië (B1906)

Onze route

Oost Timor

Verassing…

De boot met Dappere Dodo is op vrijdagavond in Dili aangekomen maar kan de haven niet in omdat er nog een andere schip ligt. Als we zondagochtend naar de haven gaan zien we de boot met onze container die voor anker lag de haven invaren. ‘s middags is de container van de boot af is en ligt aan wal opgestapeld. Op maandagochtend wordt Dappere Dodo vrijgegeven. We worden opgewacht bij de haven en snel overal doorheen geleid. Aan het einde ontstaat natuurlijk nog even een kakofonie tussen douanemedewerkers welke papieren gestempeld moeten worden, maar binnen een uur staan we buiten. Al met al zijn we Dappere Dodo twaalf dagen kwijt geweest; het veel erger kunnen zijn. ‘s middags liggen onze visa voor twee maanden Indonesië klaar. We besteden de dag verder aan het inruimen en optuigen van de auto. Samen met de huisbaas van onze Airbnb vullen we na veel gepruts met afschietende slangen en aansluitnippels de gastanks.

Bij ons vertrek de volgende dag komt de huisbaas met een fles wijn en een doosje Franse kaas. We kijken bij het grote Christusbeeld net buiten Dili en rijden naar het oosten door een tropisch landschap met enkelsteens huizen met rieten en golfplaten daken in kleine dorpjes tussen de palmbomen. De weg varieert van uitstekend door Chinezen aangelegd asfalt tot slecht gravel. We kamperen bij een guesthouse met ontzettend vriendelijke mensen in de buurt van een piepklein dorpje aan zee en wandelen langs het palmenstrand en langs de tomaten- en maïsveldjes. Bij een huisje hangen een stuk of tien vissen aan touwtjes, de vangst van de dag. Ze blijven hier hangen om door de dorpsbewoners gekocht te worden. De vissers zelf zitten voor hun huisje in de schaduw.

Over prachtig asfalt en met stapvoets rijden door de kuilen gaan we de volgende dag verder naar het meest oostelijke puntje van Oost-Timor. We komen door schilderachtige dorpjes met grote groepen schoolkinderen en worden voortdurend toegezwaaid en toegeroepen. We overnachten bij een guesthouse direct aan het strand met uitzicht op Jaco Island. Daar ontmoeten we een Zwitsers stel dat met de fiets uit Dili gekomen is en een vrouw die met de brommer is gekomen. We laten ons met een vissersbootje overzetten naar Jaco Eiland, vlak voor de kust. Er is een prachtig strand en je kunt er fantastisch snorkelen, een paar meter van het strand. We zien levend, gekleurd koraal en heel veel felgekleurde vissen. We zijn de enige toeristen. Er is wel een visser met ons mee gegaan. Hij jaagt met een traditioneel apparaat waarmee in het water een pijl op een vis wordt afgeschoten. De gevangen vissen hangt hij aan een riem op zijn middel zodat ze mooi vers blijven. Op het strand worden ze schoongemaakt en met een touwtje tot een bundel aan elkaar gebonden. De bemanning van de boot die ons op de afgesproken tijd op moet halen lijkt in slaap gevallen, maar na veel schreeuwen en zwaaien met overhemden zien we toch een bootje op pad gaan.

De route naar het zuidwesten voert over de slechtste wegen die we sinds heel lang hebben meegemaakt. We moeten nog een keer omkeren omdat een doorwading die op de kaart staan er niet is. Er is alleen een voetgangersbrug. Hoe slecht de wegen ook zijn, overal zijn dorpjes maar heel veel nieuw gebouwd wordt. We zien de traditionele huizen op palen, zowel vergane exemplaren als nieuwbouw en kamperen op een open plek langs de weg.

Het vervolg van de weg lijkt meer op een rivierbedding. We zijn blij als we gemiddeld 15 km per uur halen en als we in de tweede versnelling kunnen rijden definiëren we de weg als goed. De discussie in Nederland over 100 of 130 km op de snelweg is voor ons wel heel ver weg. Als we bij een brug komen die met behulp van subsidie van de EU in 2008 geopend is zien we dat een deel is weggeslagen. Met behulp van mannen die aan het werk zijn vinden we een geschikte plek voor een doorwading, dat gaat verder zonder problemen. We rijden iedere volgende brug heel voorzichtig over en kijken goed of hij pas aan de andere oever eindigt. We kijken ook waar eventuele doorwadingsplaatsen zijn. We komen door leuke traditionele dorpjes met bamboe huizen met rieten daken. Er zijn wel overal elektriciteitsmasten en grote satellietschotels. Er staat ook veel nieuwbouw tussen, waarschijnlijk betaald met geld van familie die in het buitenland werkt. In Viqueque kunnen we kiezen tussen de kortere route via Baucau waar we al geweest zijn of de langere door een mooi gebied via Same. Bij rondvragen is de consensus dat de weg via Same beter is; die kiezen we dus.

Wanneer we willen stoppen met rijden zien we een leuke weide en vragen bij het naastgelegen huis of we er kunnen staan. We worden hartelijk uitgenodigd, kunnen het bad en het toilet gebruiken; de dochter vindt het ontzettend leuk om met buitenlanders te kunnen praten. Margriet en Lou koken ieder hun eigen maaltijd; daarna eten we samen en proeven bij elkaar. De hele familie woont bij elkaar in vijf huizen op het terrein van de familie. Opa, oma, moeder, oom, twee kinderen en wat kleinkinderen. Plus varkens, kippen, koeien en honden. Het bad is een losse omheining buiten met een slang waaruit opgepompt water komt; de hele familie gebruikt het toilet in het huis van opa en oma. Lou, onze gastvrouw van 20, heeft 8 broers en zussen gehad, 5 broers zijn overleden. De oom is terug gekomen toen haar vader bijna een jaar geleden is overleden. Haar vader en ooms zijn/waren middelbareschoolleraar. De familie eet voor de TV. Lou heeft didactiek gestudeerd en coacht nou leraren. Een leraar verdient tussen de 400 en $600, een directeur $800. Bij een huwelijk moet de familie van de man 1000 tot 2000 dollar bruidsschat betalen. Daarna trekt de vrouw in bij de familie van de man, daarvoor blijven ze bij de familie van de vrouw. Wanneer de man elders gaat werken om geld te verdienen blijft de vrouw achter bij de familie.

Door mooi berglandschap met steile hellingen en gaandeweg betere wegen rijden we terug naar onze Airbnb in Dili. In Dili gaan we nog even naar de Tais Markt waar stoffen met geweven patronen verkocht worden. Ieder gebied in Oost-Timor zou zijn eigen patroon hebben. Er wordt gezegd dat het handwerk is dat op het platteland gemaakt wordt, maar we hebben er geen goed gevoel bij. We hebben nergens onderweg iemand bezig gezien met het maken van dit soort stoffen en krijgen ook geen duidelijk antwoord op de markt die verder vol hangt met made in China souvenirs. We kopen daarom niets. We rijden langs de kust naar het westen via de beste weg die we tot nu toe in Oost-Timor gehad hebben en kamperen aan het strand vlakbij de grensovergang met Indonesië. Af en toe komen even mensen bij ons kijken, Het is heel gezellig. De eerste bezoeker, een visser, blijft aandringen dat we bij hem in huis logeren in plaats van in onze eigen auto slapen, maar we slaan het aanbod af.

Indonesië – West Timor

Hoe heb je dit gemaakt?

We staan om half negen bij de grens tussen Timor-Leste en Indonesië, maar die gaat pas om negen uur open. Daarna zijn we binnen een uur de grens over. Voor het carnet zijn natuurlijk weer drie mensen nodig, de Australische verlenging is geen probleem. We rijden door naar Kefanenanu en vinden een hotel met parkeerplaats waar we overnachten. Het kost wat moeite om uit te leggen wat we willen, maar wanneer we duidelijk maken dat we willen betalen voor een kamer is het opeens allemaal prima.
De volgende ochtend gaan we naar de Maubesi-markt. Het is een levendige markt vol met lachende mensen die graag op de foto willen. Het zou de grootste textielmarkt van de omgeving zien zijn, maar daar zien we weinig van. Daarna gaan we door naar Oelolok, volgens Lonely Planet een weversdorp, maar we zien maar één vrouw weven. Het wordt een leuke ontmoeting waar al snel het hele dorp bij staat. Margriet laat bandjes zien die zij gemaakt heeft; de vrouw probeert het patroon te begrijpen. Helaas wordt er nauwelijks Engels gesproken en ook Google translate heeft er veel moeite mee. Daarna proberen we naar Temkessi te gaan, een traditioneel dorp. Er zijn twee routes die op de kaart niet veel verschillen, maar de route die we kiezen loopt vast op een aardverschuiving. Wanneer we de weg vragen ontstaat de gebruikelijke kakofonie van alle aanwezigen die met anderhalf woord Engels proberen iets duidelijk te maken. Er wordt een kaart getekend met de te nemen route. Als we die willen gaan rijden worden we op en zijweg gewezen. Achteraf blijkt dat die zijweg goed was om de aardverschuiving te vermijden, maar leidt  naar een weg die zo slecht dat is we uiteindelijk om moeten keren. Wanneer we terug gaan vragen we bij het politiebureau naar de goede route. De politie gaat ons voor met zwaailicht en sirene om de juiste weg aan te wijzen. Het is de route waarvan we een tekening kregen. We gaan terug naar het hotel waar we de vorige nacht ook sliepen. Jan gaat er nog even op uit om naar een WA-verzekering te zoeken. Het blijkt dat in Kefanenanu geen verzekeringskantoor is en dat ook niemand een verzekering heeft. Ze begrijpen eigenlijk niet waar je naar zoekt. Verzekeringen hebben overigens vaak weinig om het lijf met een maximale uitkering van een paar duidend euro. Ve laten het daarom verder maar zitten.

De volgende dag doen we opnieuw een poging om naar Temkessie te gaan en hoewel de weg op sommige plekken nog steeds vreselijk slecht is lukt het nu wel. Het is een geïsoleerd plaatsje hoog in de bergen dat zo een openluchtmuseum zou kunnen zijn. Op verschillende plekken zitten vrouwen te weven. We klimmen naar boven en spreken met de koning en zijn familie waar we lunchen met lauwe rijst, lauwe taaie kip, lauw water en een blaadje sla. Daarna rijden we door naar Soe.

Vanuit Soe gaan we samen met een gids naar None, een vroeger koppensnellersplaatsje. De koning is aan het werk op het veld en de aanwezige vrouwen kunnen of willen weinig over de geschiedenis vertellen. Ze zitten er vooral met souvenirs. Daarna gaan we naar Boti. ook daar is de koning niet aanwezig, maar de ontvangst is uiterst vriendelijk met koffie en banaan. Het dorpje is net een openluchtmuseum, maar alle deuren zijn gesloten. We horen dat het tegen de cultuur is dat kinderen naar school gaan, dat gebeurt dus niet. Na het rondkijken gaan we naar de plek waar vrouwen zitten te weven. Margriet haalt ook haar werk tevoorschijn en het wordt weer een levendige uitwisseling van technieken. Voordat we weg kunnen moeten we nog even terug naar de vrouwen die ons ontvangen hebben; we moeten even gaan zitten. Even later blijkt er een warme lunch klaar te staan en omdat dit ons eerste bezoek aan Boti is krijgen we een geweven doek. De weigeren eerst, maar ze blijven aandringen.

Het is zondagochtend als we verder rijden naar Kupang. Voetgangers en mensen op brommers gaan in hun beste kleren naar de kerk. Bij de kerken staat op straat een tijdelijk bord “toeterverbod”. In Kupang gaan we eerst bij de ferry naar Flores kijken, die twee of drie keer per week vaart. We horen dat hij om twee uur vertrekt maar vol is. Over twee dagen worden vanaf tien uur kaartjes verkocht en wie het eerst komt maalt het eerst. Als we nog eens gaan praten blijkt dat we op standby kunnen wachten. We besluiten dat te doen. Na aflossing van de kaartverkoper gaan we nog eens praten. Hij spreekt wat Engels en na veel tellen en rekenen verkoopt hij ons een kaartje. Overal zitten mensen te wachten, er staan auto’s met paarden en kippen, er wordt volop eten verkocht. Na een forse onweersbui kunnen we om vijf uur de boot op.  Uiteindelijk varen we rond zeven uur weg. Er zijn alleen harde stoeltjes, rijen matrassen en een vrijwel lege winkel. Alles is vies en de VIP-klasse onderscheidt zich niet van de rest. We hebben de meter achter de Dappere Dodo met succes verdedigd, zodat de achterdeur open kan en we het dak omhoog kunnen doen. Er nestelt zich een familie met kinderen op een mat achter Dappere Dodo. Door de hele boot hangen en liggen mensen op de grond. We zitten en slapen in Dappere Dodo en hebben waarschijnlijk de beste plek van de hele boot.

Indonesië – Flores

De overvaart duurt twee uur korter dan aangekondigd zodat we rond een uur of acht op Flores zijn. We rijden langs vulkanische bergen, rijstvelden en door jungle, op-en-top de tropen. De wegen zijn beter dan op Timor. We komen bij een resort waar we ook kunnen kamperen en dat een goed restaurant aan zee heeft. Het is tijd om te relaxen na het reizen van de afgelopen dagen. Samen met twee Nederlandse vrouwen maken we de volgende dag een snorkeltrip. Het koraalrif dat lang een van het mooiste van dit gebied was is in 1992 door een aardbeving verwoest, maar heeft zich goed hersteld. We hebben nog nergens zo’n variatie en zulk kleurrijk zacht koraal gezien. We snorkelen op twee plekken, eerst een vlak stuk daarna een stuk waar het koraal als het ware tegen een helling opstaat.

Bij huizen onderweg naar Sikka, een weefdorpje, zien we grote, felgekleurde graven op het erf. Het is de meest commerciële plek sinds lang. Zodra we stoppen komen van alle kanten de vrouwen met ikats aan en ze blijven aandringen ook nadat we er één gekocht hebben. Er is wel een mooie demonstratie. Er wordt een ad hoc openluchtmuseum opgezet waar alle fases van het maken van ikat worden gedemonstreerd. We gaan nog een keer terug naar ons fijne campingplekje met een candlelight dinner aan zee en ‘s middags snorkelen we nog direct vanaf de camping zo naar het koraal.

Wuring, op de weg naar het westen,  is een klein islamitisch vissersplaatsje waar vroeger huizen op palen stonden. We zien nog een paar van zulke huizen. Een visser opent trots zijn koelbox om ons de gevangen tonijn te laten zien. Een motorrijder op een stokoude motor stopt om ons te bekijken en een man zaagt met een boomzaag balken af waarmee hij een vissersboot bouwt. Via een smalle weg die door de bergen slingert rijden we verder naar Moni. Je moet geweldig blijven opletten omdat voortdurend scholieren, varkens, geiten, kippen, honden of brommertjes voor je wielen kunnen schieten. Eén keer kunnen we met een ruk aan het stuur en toeteren een aanrijding met een wegrijdend brommertje ternauwernood voorkomen. Ook komen voortdurend auto’s half op de verkeerde weghelft uit onoverzichtelijke bochten en kunnen op de meest onverwachte plaatsen diepe kuilen in het wegdek zitten.

Een van de highlights van Flore is Kelimutu National Park. We wandelen naar de drie kratermeren waarvan er twee een felblauwe kleur hebben. Overal in het park zien we troosteloze handeltjes van vrouwen met snoep en koffie. Over ieder hek hangt een rijtje ikats voor de verkoop in de zon te verkleuren.

We rijden zo’n 180 kilometer naar het westen, een flinke klus over de bergachtige wegen van Flores. We gebruiken nogal wat tijd in Ende voor boodschappen en diesel: een tankstation heeft geen diesel, de andere is twee auto’s voor ons leeg. gelukkig staat er al een tankauto met nieuwe voorraad te wachten, maar het kost wel tijd. We proberen weer brood te kopen en hoewel het deze keer niet beschimmeld is ruikt het zo onaantrekkelijk dat we het direct weggooien. We eindigen bij Rakalaba, een prachtige plek met een fantastisch uitzicht over het dal en een vulkaan. Dat we in vulkanisch gebied zijn merken we ook aan de zwavellucht die we soms ruiken als de wind even opsteekt. De vulkaan ziet er aan één kant zwart uit. We denken eerst dat het van de vulkaan komt, maar we horen dat er enkele weken eerder een grote brand geweest heeft die een volledig dorp heeft verwoest. Mensen uit deze buurt die op Java of Kalimantan werken hebben hun baan opgezegd en zijn teruggekomen om te helpen met het herstel van de huizen van hun familie. We lopen naar Bena en Luba, twee traditionele dorpen met bijzondere huizen van hout met puntdaken en een soort parasols. De bewoners zijn officieel katholiek, maar mengen dit met traditionele rituelen. Achterin een vrachtwagentje rijden we weer terug naar de kampeerplaats. Niet erg comfortabel maar beter dan twee kilometer omhoog klimmen.

We zijn van plan om nog een dag langer in Rakalaba te blijven, maar onze voorraad rupiah’s laat dat niet toe. We kunnen niet met creditcard betalen en geen dollars of euros wisselen. We hebben ook geen zin om een keer heen en weer te rijden naar de stad. Als eerste nemen we in de stad 2,5 mln rupiahs op (ongeveer €160) en rijden dan verder naar Ruteng. De weg wordt beter, maar blijft wel ontzettend kronkelen en stijgen en dalen. In Ruteng laten we eerst een tropische regenbui over ons heen komen en gaan dan nog even naar de grote, ondergrondse markt.

De volgende dag worden we door OpenStreetMap op het verkeerde been gezet: een weg die als secundair is aangegeven blijkt een track te zijn die zelfs met een 4 bij 4 nauwelijks begaanbaar is. Ook merken we dat de beroemde spinnebwebrijstvelden op de verkeerde plaats staan aangegeven als we er 10 km voorbij zijn. We besluiten om niet meer heen en terug te rijden. In Labuan Bajo regelen we een Komodo-trip en kijken we hoe de ferry naar Sumbawa gaat. De elektriciteit is er uitgevallen waardoor pinautomaten niet werken en we dus geen geld kunnen pinnen dat we nodig hebben voor de trip. Gelukkig vinden we er uiteindelijk eentje die het wel doet. ‘s avonds kijken we achter een bier naar de zonsondergang over de zee met de eilanden in veel tinten grijs op de achtergrond. We horen overal de generatoren en de oproep tot het gebed vanaf de moskee. We bedenken dat we geen naam of telefoonnummer hebben van het reisbureautje waar we de Komodo-trip geboekt hebben, maar het loopt allemaal prima. We worden de volgende dag stipt op tijd van het hotel opgehaald en de eigenaar van het bureautje begeleidt ons persoonlijk naar de boot. We hebben kans gezien om de enige privékamer die de boot heeft te reserveren, fijn voor de privacy en om je spullen weg te leggen. Het Indonesische eten is uitstekend. Alle andere toeristen slapen op matrassen of het dek of in het ruim. We gaan naar twee snorkelplekken, de eerste met prachtig koraal en de tweede met grote vissen die soms zelfs de indruk maken agressief tegen je aan te zwemmen om je uit hun gebied te verjagen. De beloofde mantaroggen zien we niet. Tegen de avond beklimmen we nog een berg op een van de eilanden om de zonsondergang te zien. We beginnen de tweede dag van de trip met een bezoek aan Komodo-eiland om de beroemde komodovaranen te zien. Het is een beetje een teleurstelling: er loopt een volwassen beest in het wild en verder liggen er een paar naast het restaurant. We worden er vrij snel doorheen geleid en daarna gedropt bij de souvenirs. Daarna gaan we nog een keer snorkelen, weer op een prima plek met mooi koraal en veel vissen. ‘s middags gaan we naar Rinca-eiland, weer om varanen te bekijken. De situatie is een beetje hetzelfde als ‘s ochtends: volwassen beesten die liggen te slapen tegen de gebouwen aan en een enkel jong, rondlopend beest. Toch was het al met al een uitstekende trip, hoewel de gidsen nog heel wat moeten leren. We hadden Dappere Dodo bij het hotel op straat geparkeerd; hij staat er nog net zo als we hem achterlieten.

Indonesië – Sumbawa en Lombok

We zijn vroeg op en zijn om zes uur bij het ticket office voor de ferry van Flores naar Sumbawa. Tickets kunnen alleen gekocht worden op de dag van afvaart dus we willen vooraan in de rij staan. Het ticketkantoor gaat om zeven uur met enige moeite open: er is een nieuw slot geïnstalleerd en niemand heeft de sleutel zodat het met grof geweld moet worden opengetimmerd. Ons wordt verzekerd dat we mee kunnen, maar als we alle vrachtwagens die blijkbaar toch al een ticket hadden de boot zien op rijden terwijl wij moeten wachten wordt het toch even spannend. Uiteindelijk gaan we als voorlaatste auto de boot op. De boot is een prachtig tafereel van Indonesisch leven: vrouwen die kleintjes hebben uitgespreid met etenswaren erop ergens midden op het dek, mannen die op het dak van een auto zitten te kaarten of liggen te slapen. Wij hebben waarschijnlijk zonder het te weten een duurder kaartje, want we worden direct naar de VIP class (ahum) doorverwezen. Het verschil met de standaardklasse is dat de stoelen iets minder gammel zijn. Ook is er een niet werkende airco. We zijn om kwart voor vijf van de boot af zodat het nog lastig wordt om voor donker een goede plek te vinden, maar uiteindelijk staan we op een voetbalveldje aan de grote weg. Een echtpaar uit de buurt komt even kijken. Zoals we vaker meemaken in Indonesië blijven ze staan en staren naar wat we doen zonder iets te zeggen. De wegen op Sumbawa richting Lombok zijn een stuk beter dan die van Flores en Timor en ook de winkels zijn georganiseerder. Onderweg stoppen we bij een traditioneel vissersdorpje met huizen op palen waar we weer eens met een stel giebelende scholieren op de foto moeten. We eindigen bij een vervallen resort met zwembad aan zee waar we gratis kunnen overnachten als we eten in het restaurant. Dat doen we en dat is geen verkeerd besluit.

De overvaart tussen Sumbawa en Lombok  gaat verbazingwekkend soepel. Om tien uur komen we aan, om kwart over tien staan we op de boot, om kwart voor elf varen we en om twaalf uur zijn we aan de overkant. We rijden naar Senaru in het noorden van Lombok. We horen dat er in augustus 2018 een grote aardbeving geweest is die 90% van de huizen verwoest heeft. Er wordt volop gebouwd en we zien nog veel schade. Er zijn nauwelijks toeristen. We wandelen er naar een hoge waterval.

Samen met een gids bezoeken we de volgende dag een traditioneel dorp en wandelen we langs de rijstvelden. Het dorp bestaat uit zo’n honderd huizen van bamboe met grasdaken waarin vaak vier generaties wonen. Het zijn huizen zonder ramen en zonder schoorsteen waarin binnen gekookt wordt zodat de hele boel vol rook hangt. Het bed van de ouders staat naast de ingang, dat van de dochter erachter, zodat de ouders de dochter kunnen bewaken De grootouders slapen op uitrolbare matrassen op de vloer. Her en der ligt rijst te drogen. Er zijn speciale opslagplaatsen voor kleefrijst die met meer moeite wordt gekweekt en alleen bij bijzondere gelegenheden wordt gebruikt. Hoewel de mensen allemaal moslim zijn hebben ze ook nog veel traditionele ceremonies. We zien een oude vrouw met een enorme vijzel slepen en oma op de kleinkinderen passen. op een rijstveld is een tante van de gids aan het werk. We gaan er even buurten. Ze zit er de hele dag van zonsopgang tot zonsondergang om de vogels (die wij nog nauwelijks gezien hebben) weg te jagen. Ze heeft gekleurde plastic strips met flesjes eraan over het veld gespannen waar ze mee rammelt als er vogels komen.

Cultuurschok (B1905)

Terug in de Northern Territories

We zijn begonnen aan ons laatste stukje Australië. Kakadu National Park is de laatste grote bezienswaardigheid, verder is het regelen van de overtocht naar Timor-Leste van Dappere Dodo, onderhoud aan Dappere Dodo en wachten. We zijn de laatste weken sneller gegaan dan daarvoor: de regentijd breekt aan en we willen in elk geval in Kakadu geweest zijn voordat wegen onbegaanbaar worden of de cyclonen komen. Bovendien kunnen we door de temperatuur (iedere dag 42 graden) maar een paar uur per dag echt actief zijn, dat bevalt ook niet echt.

We wandelen in de koelte om zes uur ‘s ochtends in the Hidden Valley bij Kununurra, een prachtige omgeving in het lage zonlicht. Op de camping zien we een Tawny Frogmouth, een vogel die zoveel op een tak lijkt dat is nauwelijks mogelijk is hem te onderscheiden wanneer hij in een boom zit. We overnachten aan Lake Argyle en rijden daarna naar Katherine. De enige geplande bezienswaardigheid, de oude doorgang door de Victoriarivier staat droog. De Katherine-kloof is mooi, maar niet zo mooi als de kloven die we in West-Australië gezien hebben. Onderweg naar Litchfield National Park komen we door gebied met steeds meer bomen en ook de zogenaamde cathedral termietenheuvels. Zien er uit als op elkaar gestapelde bollen die wel vijf meter hoog en vijftig jaar oud kunnen worden. in het park zien we ook magnetische termietenheuvels die allemaal perfect noord zuid staan. We kamperen bij een waterhole die gevuld wordt door een grote waterval waar het fantastisch zwemmen is en wandelen door het moesonbos.

We hebben geprobeerd een afspraak te maken voor de  300.000-km-beurt van Dappere Dodo in bij Toyota in Darwin, maar voor de eerste keer sinds we op reis zijn lopen we tegen een Toyota-dealer aan die onderhoud aan buitenlandse auto’s weigert. Via de LandCruiser Club Darwin vinden we een prima in LandCruisers gespecialiseerde garage. De waterpomp en bussen worden vervangen en er worden nog een paar andere dingen gevonden die moeten worden opgelost. Hij moet in topconditie zijn voor we hem naar Azië verschepen.  Het betekent wel dat het ongeveer anderhalve dag duurt voor het klaar is en het een vermogensdelict wordt. We zitten een groot deel van de eerste dag in de lokale bibliotheek met airconditioning en internet. De tweede dag kunnen we een auto lenen van de garage waarmee we gaan we naar Darwin gaan om afspraken over verschepen naar Timor-Leste te maken.

Kakadu National Park en Arnhem Land

We rijden over de Arnhem Highway (bij ons zou dat de A50 heten) richting Kakadu National Park en Arnhem Land. Arnhem Land ten oosten van Kakadu is het grote, meest oorspronkelijk Aboriginal-gebied van Australië. Je moet een permit hebben om erin te mogen,  We beperken ons tot Oenpella, net over de grens omdat daarvoor een permit direct wordt afgegeven, terwijl het voor andere gebieden tien dagen duurt en soms geweigerd wordt. De grensrivier zou vol met krokodillen zitten en we zijn gewaarschuwd om alleen bij laag water over te steken, maar het stelt allemaal niet zoveel voor: we zien geen enkele krokodil en de doorwading is niet dieper dan een plasje na een regenbui. Het is een mooie route, maar we mogen onderweg niet stoppen. In de plaats zelf mogen we alleen naar het Art Centre en de directe omgeving. De getoonde kunst is erg duur en niet heel bijzonder, maar het is wel leuk om de vrouwen buiten aan het werk te zien, hoewel de dingen die ze maken erg simpel zijn.

Kakadu National Park is het grootste park van Australië en een Aboriginal-gebied waar al 65.000 jaar mensen wonen. In Ubirr en Nourakgie zijn de mooiste rotsschilderingen die we in Australië gezien hebben. Bij gebrek aan goedgevulde winkels en lekkere restaurantjes vieren we de verjaardag van Margriet op een sobere manier. ‘s middags maken we de Yellow River Cruise die door een Aboriginal-gids geleid wordt. Nu zien we volop krokodillen en ook allerlei nieuwe vogels in het mooie landschap. Tijdens de boottocht hebben we voor het eerst sinds lange tijd wat serieuze regen. In het cultureel Aboriginal center bij Cooinda is een mooie tentoonstelling met veel over de geschiedenis en het gebruik van de natuur van de Aboriginals waar Margriet nog een aboriginal-armbandje maakt.

Darwin

We beginnen in Darwin met de voorbereidingen voor de overgang naar Oost-Timor. Het verschepen van Darwin naar Dili is berucht: niet alleen vertrektijden verschuiven, maar in de vaste driehoek Darwin-Dili-Singapore wordt Dili soms overgeslagen en wordt soms opeens eerst Singapore en daarna pas Dili aangedaan. Ook kan de boot dagen moeten wachten in Dili, omdat maar één schip tegelijkertijd in de haven kan aanleggen.

We leggen de verschepingsdatum vast, maken een afspraak voor het laden van de container, laten het carnet afstempelen, boeken een vlucht en reserveren accommodatie in Dili en Darwin. Daarnaast regelen we kleinere zaken als het wassen van de auto, het wassen van alle kleding en het aanvullen van de voorraden.

De dag erna krijgen we een bericht dat de boot drie tot vier dagen later zal vertrekken. Grrr. Omdat we de accommodatie en de vlucht al helemaal geregeld hebben verschuiven we de datum dat we de auto brengen niet. Na een allerlaatste tripje naar een vogelgebied waar niet veel te zien aan het einde van de droge tijd
leveren we Dappere Dodo af bij de verschepingsagent. We kunnen hem zelf in de container rijden en de container afsluiten. Er arriveren nog veel andere auto’s die in containers naar Dili moeten. Daarom hebben we redelijk vertrouwen dat de verscheping min of meer volgens de beloofde tijd en route zal verlopen. Daarna gaan we naar een Airbnb. Het is een prima plek dicht bij het centrum. Darwin blijkt mooie street art te hebben, maar verder is er weinig te beleven. We gaan wel naar de laatste Mindil Market van het jaar, een markt met vooral etenskraampjes. We scoren een Indonesisch diner en een toetje van gemengd fruit dat we opeten op het strand bij de zonsondergang. Het kan minder.

Na bijna 9 maanden zit Australië erop.

Aboriginals

Gedurende de hele reis door Australië hebben we geprobeerd ons een beeld te vormen van Aboriginals in de hedendaagse Australische samenleving. We zijn naar culturele centra geweest, hebben Aboriginals en Australiërs die werken met Aboriginals gesproken, maar ook de uitwassen gezien van in de steden rondzwervende alcoholisten met als belangrijke vraag: hoe zien Aboriginals zichzelf in de toekomstige Australische maatschappij.

De Aboriginal-cultuur is de langstdurende continue cultuur op aarde die wel 65.000 jaar terug gaat. Na de kolonisatie werd Aboriginal-land in beslag genomen en is door de Engelsen geprobeerd de Aboriginals te laten assimileren in de westerse maatschappij. Kinderen werden weggehaald bij de ouders en in westerse gezinnen opgevoed.

Iedere stam heeft zijn eigen “dreamtime stories”. Aboriginals geloven dat in de scheppingstijd geesten in allerlei vormen door het land trokken en de bergen, rivieren en het verdere land vorm gaven. De geesten konden allerlei vormen aannemen, bijvoorbeeld van rupsen of slangen. Sommige geesten trekken ook nu nog rond. De scheppingsverhalen worden van generatie op generatie doorgegeven. Bepaalde verhalen mogen alleen de mannen horen en bijbehorende rotstekeningen mogen vrouwen en kinderen niet zien; zulke tekeningen mogen dan ook niet gefotografeerd worden. Volgens het dreamtime-verhaal was de geest die het gebied bij het hedendaagse Cairns schiep een slang die in Serpentine Kloof woont. De Aboriginals vermeden de kloof, maar als ze heel dringend water nodig hadden gingen ze erheen. Ze lieten hun wapens achter en zongen bepaalde liederen om de geest tevreden te stellen, zodat ze veilig konden drinken. Hoewel Aboriginals vaak Christenen zijn hangen ze in veel gevallen ook nog hun traditionele geloof aan. Aboriginals geloven dat hun voorouders de wereld geschapen hebben. De aarde was plat en leeg. Toen zijn ze uit de grond gekomen en hebben de bergen , rivieren, dieren, etc. gemaakt. Daarna zijn ze weer te ruste gegaan. De moeder bepaalt van welke voorouder haar kind afstamt (bevallingen zijn een zaak van de moeders, vaders mogen niet aanwezig zijn). Dat kind wordt dan een bewaarder van hetgeen deze voorouder geschapen heeft. De bewaarder van bijvoorbeeld de mangoboom voert rituelen uit die goed zijn voor de mango-oogst. Dat gebeurt nog steeds. Ingewikkelde regels wie met wie mag trouwen voorkomen inteelt.

In Hermannsburg spraken we met de (blanke) man bij de receptie van het museum van de missie over de situatie nu. Van de 120 arbeidsplaatsen in Hermannsburg worden er 60 door Aboriginals bezet, ongeveer 200 Aboriginals met een arbeidzame leeftijd krijgen een uitkering. De schoolsituatie is een serieus probleem: van de 200 leerplichtige kinderen gaan er gemiddeld 120 naar school, sommigen altijd, sommigen meestal en sommigen zelden. Deze kinderen worden niet door ouders gestimuleerd en worden met dwang naar school gebracht. Dit leidt tot conflicten tussen de kinderen die wel en de kinderen die niet willen leren. Het basisverschil in denken tussen westerlingen en Aboriginals is dat de laatsten bij de dag leven en niet nadenken over wat morgen nodig is, iets wat we bij vergelijkbare culturen in Afrika ook gezien hebben. Dat is te begrijpen vanuit hun historie: het heeft geen zin om een kangoeroe voor morgen te vangen, die is dan toch niet goed meer. Geld wordt meteen opgemaakt, vaak aan tabak en junk food, terwijl het traditionele dieet heel gezond was. Diabetes is een serieus probleem. De arbeidsmoraal is anders is dan we gewend zijn. In de lokale supermarkt kunnen Aboriginal-medewerkers rustig een paar dagen wegblijven, omdat ze vinden dat ze andere prioriteiten hebben. Er zijn acht Aboriginals in dienst met een budget voor vijf. In het verleden zijn van de Aboriginals traditionele rechten afgenomen. Hiervan is veel hersteld, onder andere eigendom van de grond, maar door deze historie is het lastig om een balans tussen rechten en plichten voor de Aboriginals te vinden, een situatie die nauwelijks verandert. Wat de situatie ook niet eenvoudiger maakt is dat een Aboriginal geen gezag aanvaardt van een Aboriginal van een andere clan (familie). Ook om deze reden zijn managementfuncties bijna altijd in handen van westerlingen. Aboriginals voorzien in hun levensonderhoud in de grote Aboriginal-gebieden in de Outback door werk op cattle stations en in de mijnbouw. Er zijn ook mensen in deze gebieden die nog nooit een blanke gezien hebben.

In de steden in het noorden hangen op straat veel Aboriginals zonder duidelijk doel rond. Het zijn grofgebouwde mensen met veel onregelmatige, soms bijna wat verminkte gezichten die er vaak onverzorgd uitzien. Er zijn allerlei maatregelen tegen alcoholisme: bij de deur van de lokale slijterij staat een politieagent geposteerd die het identiteitsbewijs van iedere bezoeker wil zien. Bij het afrekenen moet het identiteitsbewijs nog een keer getoond worden. De hoeveelheid per persoon is beperkt en bij de kassa hangt een lijstje plaatsnamen. Mensen uit deze plaatsen mogen niets kopen. Bijvoorbeeld Tennant Creek heeft een grote Aboriginal-bevolking. Zoals overal in Australië is alcohol alleen in “bottle shops” te koop. De verkoop is van 16:00 tot 19:00 en de winkelbaas staat met een stopwatch klaar wanneer de verkoop mag starten. Verkopen gebeurt via een loket waar je één ding mag kopen, dus óf bier óf wijn, nadat een kopie van je identiteitsbewijs gemaakt is. Klokslag vier uur staat ar al een rijtje vooral Aboriginal mannen te zwaaien met een identiteitsbewijs en geld.

Wat steeds terugkomt is dat cultuur een plaats krijgt en behouden blijft en dat het nationale trauma veroorzaakt door de pogingen van de kolonisten om de Aboriginal-cultuur helemaal uit te roeien verwerkt wordt. We horen steeds over de blijvende relatie met de natuur: “zelfs als je de grootste misdadiger de natuur in stuurt is hij ogenblikkelijk weer verbonden. We ontmoeten Aboriginals die succesvol zijn in “westerse” banen of een eigen bedrijfje hebben in de toeristenindustrie, maar ook mensen die met een uitkering een marginaal bestaan leiden. Het is zoeken naar een balans: liever het westerse comfort met smartphones en airconditioning dan het traditionele leven, maar daardoor ook veel meer diabetes die weer verdwijnt als mensen naar de traditionele omgeving terugkeren. Door de historisch andere manier van leren zijn Aboriginal-kinderen ook vaak minder succesvol op school.

Timor-Leste achtergrond

Timor-Leste is het oostelijke deel van het eiland Timor, het westelijke deel is Indonesisch. Tot 1975 was Timor-Leste een verwaarloosde Portugese kolonie. Toen Portugal zich na de anjerrevolutie zich snel uit al zijn koloniën terugtrok werd het door Indonesië bezet. De Verenigde Staten en Australië ondersteunden de bezetting waarvoor weinig internationale aandacht was tot de massamoord in 1999 tijdens een vreedzame demonstratie op en kerkhof in Dili die alle internationale media haalde. Uiteindelijk werd een referendum gehouden waarbij 80% van de bevolking voor onafhankelijkheid koos en niet voor aansluiting bij Indonesië. In de periode van de bezetting kwamen 200.000 mensen om, bijna een kwart van de bevolking. Het verklaart waarom Timor-Leste zo’n jonge bevolking heeft.

De voornaamste inkomstenbron is olie, daarnaast wordt in de bergen koffie verbouwd. De olie heeft geresulteerd in een overheidsapparaat dat in tien jaar tijd vertwintigvoudigde. Voor zover wij zien is de overheid de enige grotere werkgever. Op het platteland heerst nog veel armoede: een dag werken op een koffieplantage levert nog geen vier dollar op.

Dili

De vlucht naar Dili verloopt probleemloos, maar het verschil met Australië is enorm. Het is opvallend hoe vriendelijk en behulpzaam de mensen zijn, wat dat betreft concurreert het land met Iran.De taxi heeft op voorruit een brede strook tegen de zon en verder nog vier spiegels en wat knuffels, zodat er nauwelijks ruimte is om door de voorruit te kijken; hij valt bijna ellende uit elkaar. We gaan weer naar een Airbnb, een ruime, schone plek, maar de bij elkaar geraapte meubelen moeten toch even wennen na de luxe van Australië. Dili is niet zo groot, dus het meeste is te lopen. Als we verder willen gaan we met een Microlet, een klein Japans busje dat volgens en vaste route rijdt.  Alles gaat in Amerikaanse dollars en de prijzen in de supermarkt zijn best hoog, zelfs in vergelijking met Nederland.

We gaan als eerste achter het visum voor Indonesië aan. Bij de ambassade krijgen te we horen dat alleen visa verstrekt worden als we een sponsor hebben, maar er is een oplossing: we krijgen van de ambassade een kaartje mee van een reisbureau dat sponsorbrieven uitgeeft voor $50 per persoon. We waren zelf al op zoek geweest naar een sponsor omdat we wisten dat visa in Dili lastig waren en als we bij ons appartement terugkomen vinden we een e-mail van een vriend uit Eindhoven die ook een sponsor geregeld heeft. Bij de Indonesische ambassade krijgen we nu te horen dat we ‘s middags terug moeten komen om een aanvraagformulier te krijgen en dan dat we de volgende ochtend moeten terugkomen om het in te leveren. Het lijkt er nu wel op dat de documenten in orde zijn. Een speciale eis voor het visum is dat pasfoto’s een rode achtergrond moeten hebben. Iedere copyshop heeft dus wel ergens een rode doek hangen. Een foto wordt met een telefoon gemaakt, met een fotobewerkingsprogramma wordt de achtergrond mooi egaal gemaakt de foto’s worden naast elkaar gezet afgedrukt en geknipt en klaar is Kees. Eindelijk wordt onze visumaanvraag geaccepteerd.

Tussendoor gaan we naar de verschepingsagent. De aankomst van de auto ziet er nog steeds goed uit. Er zijn geen wachtrijen in de haven en de boot lijkt op tijd uit Darwin te vertrekken. Daarna laten we alvast het carnet stempelen. We krijgen nog geen tijdelijk invoerbewijs om de definitieve documenten van de verscheping er nog niet zijn. Voor het stempelen van het carnet komen we in allerlei kantoortjes vol met mannetjes die allemaal niks doen. We belanden in een bouwvallig en vies gebouw waar in een paar kamertjes in een hoekje nog wat mensen zitten. De gordijnen zijn dicht en de verlichting is uit. Als we een formulier moeten invullen worden we met een telefoon bijgelicht. We gaan weer achter papieren aan om de auto vrij te krijgen. Het is een hoop kastje naar de muur: van de douane in de stad naar de agent naar de douane in de haven naar de agent naar de douane in de haven naar de douane in de stad. We krijgen alle benodigde papieren, maar het wordt na het weekend eer we de auto krijgen omdat de douane in het weekend niet werkt. We proberen daar nog onderuit te komen, maar dat lijkt niet te lukken: de commandant bij de douane die we moeten hebben is om kwart over vier met weekendverlof. Tenslotte sluiten we na serieuze prijsonderhandelingen een autoverzekering af.

We vinden uit waar we boodschappen moeten halen. De winkel die een dag eerder geen groente en fruit had heeft dat nog steeds niet. We dachten dat het kwam omdat het zondagmiddag was, maar het blijkt dat ze gestopt zijn met de verkoop omdat de koeling kapot is; ze hebben wel prima brood. Op de Taibesi-markt, de grootste markt van Dili zijn volop tafeltjes met lokale groenten en fruit. Andere supermarkten hebben weer een ander assortiment (als het niet op is) en er is een (duur) marktje met meer keuze bij de grote hotels. Op Timor Plaza, de grootste shopping mall van het land zijn voornamelijk telefoonwinkeltjes en ook een supermarkt maar zeker niet de beste.

Wanneer je loopt moet je ontzettend uitkijken voor gaten in de trottoirs, overhangende bomen en putdeksels die ontbreken. We komen langs talloze mannetjes die de hele dag bezig zijn een paar kranten, wat pakjes sigaretten en wat telefoonkaarten te verkopen. Het verkeer is redelijk vriendelijk, maar ook eigenaardig: van sommige straten is duidelijk aan het verkeer te zien dat het een richtingsverkeer is, maar nergens staan borden om dat aan te geven; je moet ook niet vertrouwen op de pijlen die op de weg geschilderd zijn. Wanneer we aan een lokale inwoner vragen hoe we dat kunnen zien zegt zij dat niet te weten maar raadt aan gewoon met de stroom mee te rijden.


Daarna gaan we naar het Verzetsmuseum met het indrukwekkende verhaal van de onafhankelijkheidsstrijd van Oost-Timor dat na het vertrek van de Portugese kolonisten 25 jaar bezet werd door Indonesië.

Al met al zijn we ruim een week in Dili om de papieren te regelen. Hoewel we minder kunnen doen dan we zouden willen heeft het ook best zijn charme om er even te “wonen” en de stad en mensen beter te leren kennen.