Borneo (B2001)

Van Sarawak naar Brunei

We ontbijten samen met de familie van het hotel en rijden daarna naar de grens met Maleisië. De grensovergang verloopt soepel, in ruim een uur zijn we er doorheen. Terwijl we bezig zijn begint het te gieten. Het houdt de hele dag niet meer op. We worstelen ons naar het hotel in Kuching dat we gereserveerd hebben en doen weinig anders dan het hoogst noodzakelijke: geld opnemen en een simkaart halen. De volgende dag start de zoektocht naar een verplichte WA-verzekering; de verzekering  werd in het verleden geleverd door de AAM, de Maleisische ANWB. We hebben twee adressen van AAM in Kuching, maar van het eerste adres zijn ze met onbestemde bestemming vertrokken en op het tweede zit een machinefabriek die automotoren reviseert. De mensen daar beginnen voor ons te bellen en we krijgen wel een contact met een verzekeringsagent, maar we komen omdat het weekend is niet verder; uiteindelijk zullen we dagen later via een Facebook-contact de verzekering regelen. Iemand van de machinefabriek brengt ons terug naar het hotel, waarschijnlijk vooral omdat hij geïnteresseerd is de auto te zien. Omdat weer veel regen verwacht wordt gaan we daarna naar een winkelcentrum in de buurt. Wat een verschil met Indonesië! Het is modern en de supermarkt heeft veel meer artikelen hoewel dat moeilijk precies vast te stellen is omdat iedere categorie producten op zes plaatsen in de winkel staat. Er is sowieso in Maleisië veel meer economische activiteit zichtbaar: overal werkplaatsen fabriekjes en winkels, vooral van Chinezen.

Sarawak Cultural Village is een openluchtmuseum met zogenaamde longhouses uit verschillende streken van Sarawak, de westelijke staat van Maleisië op Borneo. Een longhouse is een heel groot houten huis waarin een compleet dorp woont, wel zeven families in een ruimte. We hebben een eigen gids, zien de dansvoorstelling en krijgen de lunch die bij de ticketprijs in inbegrepen. Er worden veel demonstraties gegeven door mensen in klederdracht.

Een van de hoogtepunten van Sarawak is Bako National Park. Voor het transport naar het park kunnen we kiezen tussen een dure gecharterde boot vanaf de parkeerplaats of de “lijnboot”, die alleen gaat als hij vol is. Gelukkig komt er een Russisch stel met wie we de overtocht samen kunnen maken. Het is een prachtig afwisselend park met jungle, strand en mangrovebossen. We zien weer proboscus-apen en ook drie boomslangen die een groene kleur precies als de bladeren hebben en er daardoor heel moeilijk te onderscheiden zijn. Jan kijkt ‘s middags nog even bij een Chinees klooster. Na een wandeling langs de rivier in Kuching de volgende dag bezoeken we een atelier waar geweven wordt. Het Sarawak-museum is voor verbouwing gesloten.

Onderweg uit Kuching naar het oosten willen we een opvangcentrum voor orang-oetans bezoeken, maar we de caissière is zo eerlijk om te vertellen dat er al achttien dagen geen apen bij het voederen verschenen zijn, omdat er door de regentijd voldoende voedsel in de jungle is. Een groot deel van de ochtend regent het. Er wordt veel aan de weg gewerkt. Het goede nieuws is dat er maar één wegenbouwproject is, het slechte dat het project 500 km lang is; later in de oostelijke staat Sabah zullen we ontdekken dat het zelfs daar nog een paar honderd kilometer verder gaat. Voortdurend wisselen we tussen oud asfalt, nieuw asfalt en een weg vol gaten. We vragen ons af wat al die mensen en machines gaan doen wanneer het project af is.  We zien moderne longhouses: houten rijtjeshuizen op palen met een galerij ervoor. De ruimte onder de huizen doet dienst als carport. We eindigen op een wildkampeerplek op een recreatieterrein aan zee. Onderweg ligt Sibu, een stadje met een heel grote markt. Er worden allerlei soorten groente verkocht waarvan we er veel niet kennen en na wat slechte ervaringen met onbekende dingen is het toch nog puzzelen wat we zullen eten. Na een stop in een dorpje met veel paalwoningen aan de rivier de volgende dag rijden we verder naar het noorden. We zien voor het eerst flink wat reigers en ook de kolossen voor de zwaluwnestjes zien we weer, hoewel minder dominant dan in Indonesië.

Na een paar dagen wildkamperen zijn we toe aan een goede douche en moet ook de was gedaan worden, daarom nemen we een hotel. In Afrika en Zuid Amerika hebben we eigenlijk nooit hotels genomen, maar op veel plekken in Azië zijn goede hotels heel betaalbaar en wildkampeerplekken soms moeilijk te vinden, hoewel je qua veiligheid eigenlijk overal kunt gaan staan. De tactiek voor het vinden van hotels is om op Booking.com accommodatie te vinden die een goede parkeerplaats lijkt te hebben, erheen te rijden en als het geschikt is via Booking.com te reserveren, omdat dat goedkoper is dan aan de balie. De was doen we in een van de wasserettes die je overal ziet, dat is stukken goedkoper dan een hotel-laundry die per kledingstuk rekent in plaats van per kilogram. We eten in het restaurant van het hotel. Wanneer we er een biertje bij willen blijkt dat niet te kunnen, maar als we op het terras gaan zitten en daar eten kan de buurman wel bier leveren. De onhebbelijke gewoonte die we al eerder tegenkwamen in Maleisië zien we ook hier: het eten wordt gebracht wanneer het klaar is dus niet voor iedereen tegelijk; vaak heeft de een het eten al op als het voor de ander arriveert.  Nadat we de volgende dag gevraagd hebben om het eten gelijktijdig te krijgen komen twee dames van het personeel samen giechelend ieder een bord brengen.

We maken twee wandelingen in de jungle van Similajau National Park. De tijden die op de route kaartjes zijn aangegeven zijn wat optimistisch, in totaal klauteren we bijna 4,5 uur over paden, steile hellingen en boomstronken. Het regent nog wel een keer overdag, maar niet als we aan het wandelen zijn. Verder naar het noordoosten langs de kustweg zien we weer de eindeloze palmolieplantages, de “groene woestijn”.

De grotten van Niah National Park zijn een bijzondere ervaring. Het pad ernaartoe is een boardwalk door de jungle en ook in de grot zelf zijn overal boardwalks, maar er is verder niets geregeld en het is niet verlicht. We zijn de enige toeristen. We zien de grijsgroene stenen met invallend licht op de achtergrond, horen en ruiken de zwaluwen en horen de waterdruppels die lekken door de bovenkant. Twee mannen zijn bezig om met lange stokken vogelnestjes van het gewelf af te halen. Jan gaat nog verder naar de Paintings Grot. Daarvoor moet hij met een zaklantaarn over een volledig donkere boardwalk een pad volgen door de eerste grot. De Paintings Grot zelf valt tegen: de ligging is mooi, maar de kleine muurschilderingen zijn weggestopt achter een heel hoog hek dat ver van de wand af staat. Onderweg naar Miri maken we een korte wandeling naar drie watervallen in Lambert Hills National Park.

We krijgen bericht dat Dappere Dodo zonder problemen een jaar in Brunei kan blijven.

We proberen met Chinees Nieuwjaar in een stad te zijn, zodat we iets kunnen meemaken van het feest. In Miri gaan we naar de bazaar ter gelegenheid van Chinees Nieuwjaar. Het is vooral een avondmarkt met veel etenskraampjes met vette snacks, dus we besluiten maar in een (prima) restaurant in de buurt van het hotel te eten. Miri heeft een paar speciale dagmarkten. Er is een groente en fruitmarkt met heel veel tafels met schaaltjes met dingen die we niet kennen en een vismarkt met een heel eigen vorm van verse vis: levende vissen worden doodgeslagen in een plastic zak met een stok terwijl de klant wacht. De vis spartelt daarna nog als de ingewanden worden verwijderd. Jan loopt nog even rond in de vleesmarkt waar de meest onwaarschijnlijke onderdelen van beesten verkocht worden, maar Margriet kijkt van een afstandje eerbiedig toe aan en denkt alvast aan haar lunch. Als contrast gaan we ook naar een groot winkelcentrum met de meest uitgebreide supermarkt die we sinds lang gezien hebben. Voordat we vertrekken uit Miri kopen we nog een volkorenbrood bij de warme bakker; dat hebben we al lang niet meer gegeten. We ontdekken dat de e-reader van Margriet in het hotel is blijven liggen, maar zoals al een paar keer eerder deze reis ontdekken we een vermissing snel genoeg om het ding dat kwijt is weer terug te kunnen halen; uiteindelijk zal het overigens bij de terugvlucht terug naar Nederland toch nog mis gaan en verliezen we de e-reader bij het inchecken.

In een uur steken we de grens tussen Maleisië en Brunei over. Het is maar goed dat we voldoende reservevellen in ons Carnet hebben, want ook hier weet de douane niet hoe het ingevuld worden en verprutst een blad. We gaan kijken bij een potentiële opslagplaats voor Dappere Dodo die we via Facebook gevonden hebben. Het ziet er niet slecht uit: Dappere Dodo zou onder dak komen bij een klein bedrijfje. We mogen zelf bepalen wat we willen betalen want de eigenaar ziet het vooral als reclame om zo’n exotische auto direct naast de ingang van zijn bedrijf te hebben staan. We vinden een overnachtingsplek op een picknickplaats aan het strand. Tot ‘s avonds laat stoppen er mensen om bewonderend naar Dappere Dodo te kijken en selfies met ons te maken.

Tutong, een wat grotere plaats, ziet er hier absoluut niet uit als een stad in een rijke oliestaat: kapotte trottoirs, gaten in de straten, rommelige winkels met kapotte TL-buizen. In de supermarkt staan vrouwen met hoofddoek stukken kip te graaien uit een ontzettend grote bak. Een knipbeurt bij de herenkapper kost €2; dat zegt iets over de levensstandaard, want prijzen van kappers zijn altijd een goede maatstaf voor het welvaartsniveau, omdat knippen in essentie over de hele wereld op dezelfde manier gebeurt.

Het noorden – Sabah

We gaan onderweg naar de staat Sabah in Maleisië. Dat betekent vier grensovergangen: van Brunei naar Maleisië naar Brunei naar Maleisië en tot onze verbazing in Maleisië tussen de staten Sarawak en Sabah. Nu we eenmaal de goede papieren hebben zijn alle grensovergangen binnen vijf minuten geregeld. De grensovergang tussen Sarawak en Sabah rijden we bijna voorbij. We zien wel loketjes, maar het komt niet bij ons op dat er binnen Maleisië nog grensovergangen zijn; bovendien dachten we dat we al in Sabah waren. Pas als er hard gefloten en geroepen wordt stoppen we en komen we erachter dat we nog meer stempels moeten halen. Het is zoiets als een grensovergang tussen Noord-Brabant en ZuidHolland op de Moerdijkbrug. We vinden een kampeerplek aan het strand, maar als we horen dat er tot twee uur ‘s nachts een feest zal zijn verhuizen we alsnog naar een hotel.

Kota Kinabalu is de hoofdstad van Sabah met grote markten en prima restaurants aan het water. ‘s avonds verschijnt er een ontzettende avondmarkt vol met kraampjes die allerlei soorten vis verkopen waar heel veel mensen aan tafeltjes eten. Wij vragen ons af wat er met al die vis gebeurt is voor het hier op de tafels ligt en kiezen daarom nog een keer voor gevulde Thaise ananas aan de waterkant. In Kota Kinabalu is ook een speciale zondagochtendmarkt. Er zijn weinig levensmiddelen, maar er worden allerlei andere bijzondere dingen verkocht variërend van honden en levende vissen tot exotische stukjes zeep. In verband met het coronavirus zien we heel veel mensen met mondkapjes lopen. Het is officieel Chinees Nieuwjaar, maar behalve versiering op straat en meer gesloten winkels merken we er weinig van want het wordt vooral thuis gevierd. We hebben wel wat vuurwerk gehoord maar niet gezien. Na de markt willen we naar het Filipijnse palendorp bij het eiland voor de kust. We hebben een meningsverschil over het vervoer. We zien dat de lokale bevolking twee ringgit voor een enkele reis betaalt en wij zouden vijftig ringgit voor een retour moeten betalen. Men wil perse niet dat we in dezelfde boot als de Maleisiërs gaan zitten. Als we uiteindelijk een boot charteren voor twintig ringgit begrijpen we beter wat er aan de hand is: het dorp bestaat uit op palen gebouwde krotten die nauwelijks onderling verbonden zijn. Je kunt eigenlijk alleen per boot van het ene huis naar het andere. Onze boot wordt eerst nog even aangehouden door de waterpolitie maar die vindt het tripje  prima; de bootsman moet alleen zijn zwemvest aan doen. Wij varen dan ook rond bij de huizen, maar gaan niet aan land. Na de lunch gaan we naar het nationaal museum van Sabah met de historie van de staat, zo’n typische slecht verlichte uitstalling van borden en lokale spullen.

Via een bergachtige route die mooi is maar ontzettend druk door lokale toeristen rijden we door naar Labuk Bay, een natuurpark met proboscis-apen. Het zijn apen met eigenaardige neuzen en lange staarten die fruit eten en heel behendig door de bomen slingeren. Het park doet in eerste instantie wat deprimerend aan: het is aan alle kanten omgeven door palmolieplantages en eigenlijk heel klein. De apen wordt er gevoerd. Maar we zien ze ook zo door de bomen slingeren en ook zien we liguanas en hornbills. We mogen er blijven kamperen. Op onze campingplek zien we voor het eerst in Azië een redelijke variatie aan vogels. In het Rainforest Discovery Centre in de buurt wandelen we door gevarieerd tropisch regenwoud met de lange rechte bomen die veel te veel voor tropisch hardhout gebruikt zijn. Er zijn uitkijktorens en een lang looppad op de hoogte van de boomtoppen. Er staan heel veel borden over de verschillende vogelsoorten, maar die zien we hier nauwelijks.

We hadden met Dappere Dodo al een poosje een probleempje dat het stuur soms begon te trillen bij bergafwaarts remmen, maar nu hebben we voor de tweede keer dat hij hevig begon te trillen na het rijden over een oneffenheid, wat pas weer over gaat bij veel langzamer rijden. Als Jan onder de auto duikt ziet hij een lekkage bij het rechter voorwiel. Dat worden dus geen orang-oetans maar Toyota. We kunnen direct bij de Toyota garage terecht en ze blijken zelfs de benodigde onderdelen op voorraad te hebben. De fuseelagers van beide voorwielen plus de afdichtring bij het lekkende wiel worden vervangen. Het lukt niet om de klus dezelfde middag af te maken zodat we eindigen in een hotel achter de garage. De reparatie gebeurt grondig maar duurt de hele ochtend. Na de lunch maken we een proefritje, alles lijkt in orde. Voor we de volgende ochtend terug gaan naar de garage ontbijten we in een restaurantje ertegenover. Een man die er zit te eten en goed Engels spreekt helpt ons bij de bestelling. Hij blijkt  zelfs voor ons te hebben afgerekend.

Na de reparatie gaan we terug naar het Rainforest waar we overnachten op de parkeerplaats. Tegen de schemering gaan we nog een keer het park in. We zien weer weinig vogels, maar wel een vliegende eekhoorn. In het Orang-oetan-rehabilitatiecentrum vlakbij worden beesten opgevangen waarvan de moeder gestroopt is of die als huisdier zijn gehouden. Ze worden met redelijk succes voorbereid op terugkeer naar de jungle. We zien wat jongen in de “speeltuin” en bij het voederen één beest (met jong).

Bij het Lower-Kinabatangan-natuurgebied worden we aangesproken door een Spanjaard die ons Rian, een lokale gids aanbeveelt. We maken met Rian twee tochten over de rivier, ‘s middags vooral voor de apen en de volgende ochtend om krokodillen te vinden. We varen uiteindelijk ‘s ochtends drie in plaats van de officiële twee uur en zien er vijf. Daarna maken we een junglewandeling en ‘s avonds een nachtwandeling waarbij we een wilde kat zien. De vader van Rian overleed toen hij vier was. Daarom moest hij jong gaan werken en heeft hij geen opleiding. Hij heeft zichzelf Engels leren spreken en is nadat hij zeven jaar voor een lodge gewerkt had is hij voor zichzelf begonnen als gids. Hij loopt rond met allerlei uitbreidingsplannen. We kamperen naast zijn zelfgebouwde huisje, gebruiken het toilet van de familie en geven voor vertrek nog wat advies over promotie en positionering van zijn bedrijfje. Onderweg terug richting Kota Kinabalu gaan we eerst naar de Gomantong-grot, een grote grot met mooie lichtval waar ook weer zwaluwnesten geoogst worden. We boeken onze vlucht naar Nederland en de retourvlucht naar Brunei begin2021.

Toen we verder reden naar Kota Kinabalu ontdekten we dat het probleem met het trillen van het stuur toch nog niet was opgelost, hoewel het een paar honderd kilometer beter leek te gaan. Voordat we Dappere Dodo weer laten controleren willen we de voorwielen laten balanceren, maar bij de plek waar we heen gaan maken ze er zo’n puinhoop van dat we niet weten hoe de balans was voor ze begonnen te prutsen. Er worden verder geen ongerechtigheden in de besturing gevonden, dus we hopen dat na goed balanceren op een andere plek Dappere Dodo weer in orde is. De volgende dag heeft Dappere Dodo helaas toch nog een keer last van vibraties, daar zijn we dus nog niet helemaal vanaf.

Het is een mooie wandeling door de Kota Kinabalu Wetlands, maar het aantal vogels en het aantal soorten vogels vallen tegen. Op Sapi eiland vlak voor de kust van Kota Kinabalu  kun je snorkelen. Het is een aardige tripje hoewel het snorkelen niet te vergelijken is met de landen die we hiervoor bezochten op deze trip: veel minder variatie in koraal en ook veel minder vissen. In middags beginnen we met het voorbereiden van de auto op de stalling wanneer we in Nederland zijn.

Brunei

Op de weg terug van Kota Kinabalu naar Limbang  moeten we bij de grens van Sabah naar Sarawak een gezondheidsverklaring invullen in verband met het coronavirus en wordt onze temperatuur gemeten. We hadden gelezen dat we wat bier kunnen meenemen Brunei in (waar het nergens officieel te koop is), maar als we het land ingaan blijkt dat geen alcohol ingevoerd mag worden  voor transit en worden onze blikjes bier geconfisqueerd onder afgifte van een officieel document. Naar Brunei gaan we voor de laatste keer de grens over. Nu gaat het heel vlot, maar de andere kant uit staat er een lange file van mensen die de gezondheidsverklaring moeten invullen.

Nadat we Dappere Dodo naar de garage van familie in Brunei van een Nederlandse overlander gebracht hebben waar hij  tot onze terugkeer zal staan hebben we nog een dag in Bandar Seri Begawan, de hoofdstad van Brunei. Kampung Ayer bij Bandar is het grootste dorp van huizen op palen boven water in de wereld. Het gebied wordt al meer dan 1000 jaar bewoond. De huizen variëren van netjes en nieuw tot krot, sommige met bloemen, andere in de rotzooi of ingestort. Ze zijn verbonden door lange paden van houten vlonders. We zien er weinig mensen. Het Muzium Alat Kebesaran Diraja in Bandar is een ongelooflijk museum ter meerdere eer en glorie van de sultan; uiteraard vol van loftuitingen over zijn intelligentie, barmhartigheid en sportiviteit en vol met eindeloze hoeveelheden foto’s, giften van bevriende staten maar ook twee gigantische draagstoelen en de troon die bij de kroning gebruikt is.

Een dag in Singapore

Voor de terugreis naar Nederland vliegen we van Bandar naar Singapore via Kuala Lumpur. Met meer dan 3 uur overstaptijd wordt het een dag van veel wachten, maar alles verloopt volgens plan. Als we aankomen in Singapore begint het te gieten en dat houdt de hele avond niet meer op. De prijzen in Singapore zijn ook wel even wennen: die zijn ongeveer het drievoudige van Maleisië. Bijna alle hoofddoeken zijn verdwenen en overal zijn bierreclames.

We besteden onze laatste dag in Singapore. We wandelen rond in de buurt van het hotel en gaan we naar Orchard Road, de winkelstraat van Singapore met het ene luxe winkelcentrum na het andere. ‘s middags gaan we naar Chinatown waar een boeddhistische ceremonie plaatsvindt en Little India waar we tegen een hindoeceremonie aanlopen. Overal lopen mensen met mondkapjes in verband met het coronavirus en op allerlei plaatsen word je temperatuur gemeten voordat je naar binnen mag. Voor de rest is het een kwestie van wachten tot ons vliegtuig vertrekt om half twee ‘s nachts. We moesten ‘s middags om een uur uiterlijk de hotelkamer uit en er zijn dus best moe van door de stad lopen. We gaan daarom heel vroeg naar het vliegveld. We hebben geluk: de incheckbalie is al open en we morgen meteen door naar lounge. Na een lange maar voorspoedig verlopen de vlucht komen we aan in Nederland. De regen is er even nat als een Singapore maar veel kouder.